- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
Shell is niet het type bedrijf dat zich halsoverkop in avonturen stort. Voordat het tot een investering overgaat, wil het elk detail van een project liefst tot vier cijfers achter de komma uitrekenen. Maar bij het waterstofproject in Rotterdam ligt dat net iets anders, zegt Ruben van Grinsven van Shell. Snelheid is immers gewenst.
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
De vaart zit erin, zoveel wordt duidelijk op het congres Rotterdam Energy Port, dat vorige maand werd gehouden. Zowel Uniper als Shell zijn bezig met concrete waterstofprojecten, waar het Havenbedrijf Rotterdam zeer nauw bij betrokken is. “Wij zijn niet de enige met ambities. Maar waar elders veel wordt gepraat, zijn wij vast begonnen”, zegt Yolande Verbeek, managing director van Uniper Benelux. Het bedrijf is bezig met het ontwikkelen van plannen om op de Maasvlakte een groenewaterstoffabriek te bouwen. Nu staat daar nog een kolencentrale te draaien. “Het is de beste plek in Noordwest-Europa om een groenewaterstoffabriek te realiseren. Het is er vooral ideaal vanwege de nabije aanlanding van windstroom.”
Verbeek omschrijft Uniper als een weliswaar jonge, maar toch klassieke energieproducent. “Maar we hebben onszelf de vraag gesteld of het huidige bedrijf over twintig jaar nog zou bestaan. Daarom hebben we een nieuwe koers ingeslagen. Met een andere dynamiek, want een investering in een groenewaterstoffabriek verdient zich op een andere manier terug dan een investering in een energiecentrale.” Uniper wil in 2035 klimaatneutraal opereren, zegt Verbeek. Het bedrijf is al actief in de handel van aardgas, en dus is waterstof volgens haar een logische stap. “Maar daar komt wel wat bij kijken. We gaan het hoofdstuk kolen sluiten en kijken met nieuwe investeringen ver vooruit. Daarvoor hebben wij langjarig beleid nodig. Ik roep op dit beleid niet over ons te maken, maar met ons te praten. Een beetje maatwerk is vereist. Het gebeurt al meer, maar op dit moment nog onvoldoende.”
Ook Shell – eveneens een van oorsprong fossiel bedrijf – houdt er ambitieuze en vooral duurzame plannen op na. Op de Noordzee is het samen met Eneco bezig om het offshore windpark Hollandse Kust (noord) te bouwen. De daar opgewekte elektriciteit gaat het in een 200 MW electrolyser omzetten in waterstof. Ruben van Grinsven, general manager integrated hydrogen projects bij Shell, heeft het in dat verband over ‘het conversiepark van Nico’. Daarbij verwijst hij naar Nico van Dooren, die naast hem zit en voor het Havenbedrijf Rotterdam werkt als director new business development. Onder de projecten die hij leidt, behoort onder meer de bouw van een conversiepark op de Tweede Maasvlakte, waar verschillende electrolysers van verschillende bedrijven en consortia groene stroom tot waterstof zullen maken.
De groene waterstof die Shell op de Tweede Maasvlakte gaat produceren, is bestemd voor de verkoop bij waterstoftankstations aan trucks. “Maar voorlopig rijden er nog niet voldoende vrachtwagens op waterstof. Daarom fungeert, als opstapje voor deze investering, de raffinaderij van Shell in Pernis in eerste instantie als klant”, aldus Van Grinsven. Het is Shell serieus, laat hij duidelijk blijken. Het bedrijf heeft al zo’n 35.000 uur in deze plannen gestoken en onlangs is intern groen licht gegeven voor het doen van langetermijninvesteringen. “We zijn los!”, zegt Van Grinsven. De electrolyser moet in 2024 al operationeel zijn. “Het feit dat we het hele traject in eigen hand hebben, komt de snelheid van het project ten goede. We hoeven niet met andere partijen te onderhandelen.” Hij vertelt dat de behoefte aan snelheid dusdanig groot is, dat Shell het project voortzet terwijl nog niet alle puntjes op de i zijn gezet. “Anders is er in 2030 nog helemaal niets gebouwd. Neem de snelheid waarmee pijpleidingen kunnen worden gebouwd, de commerciële onderhandelingen over de infrastructuur of de kwaliteit van de waterstof die door de pijpleidingen zal gaan. Dat soort zaken zijn nog niet afgevinkt, maar we gaan toch door. Daarmee nemen wij risico’s, maar ik vertrouw erop dat dit allemaal wordt opgelost. Dat is ongemakkelijk, maar tegelijkertijd ook leuk. We hebben het management volledig achter ons staan.”
De daadkracht van Shell onderstreept volgens Van Dooren de ontwikkelingen die hij ook elders in de haven signaleert. Hij laat een sheet zien, waarop alle waterstofprojecten in Rotterdam te zien zijn. Voortdurend moet hij die kaart actualiseren, zegt hij. En niet omdat projecten worden uit- of afgesteld, maar omdat beslissingen naar voren zijn geschoven. Aan de hand van drie punten geeft hij de laatste stand van zaken weer, om te beginnen met het aanbod. “Het streven is om tien procent van de waterstofbehoefte lokaal te produceren. Dat komt in de buurt van Duitsland, dat op vijftien procent zit. Dat betekent dat wij negentig procent van de waterstof van elders zullen halen.” Daarvoor is het Havenbedrijf Rotterdam in gesprek met een veelheid aan landen, waaronder IJsland, Schotland, Spanje, Portugal, Namibië, Zuid-Afrika, Marokko, Australië en Canada. “Op het gebied van infrastructuur gaan we richting een definitieve besluitvorming voor de aanleg van pijpleidingen. Daarnaast zijn we in gesprek met opslagterminals. In 2050 is er twintig miljoen ton waterstof nodig, dat moet worden opgeslagen. Dat zijn enorme hoeveelheden.”
Voor het derde aspect – de vraagzijde – komt Van Dooren met een voorbeeld. “Maersk wil in 2023 op groene methanol gaan varen. Het heeft per jaar 10.000 ton methanol nodig om een relatief klein schip van tweehonderd meter lang aan te kunnen drijven. Je moet je realiseren dat er nu wereldwijd op jaarbasis 30.000 ton methanol wordt gemaakt. Een paar jaar later wil Maersk twaalf grote schepen in de vaart nemen, die op groene methanol gaan varen. Daarvoor is jaarlijks 300.000 ton methanol nodig. Ook in Rotterdam zijn wij bezig hoe wij dit soort vragen kunnen bedienen.” Van Dooren, druk met een veelheid aan duurzaamheidsprojecten in het Rotterdamse, bekent te lijden aan ‘fear of retiring before it is actually done’. “Niet vanwege mijn leeftijd, maar omdat projecten als deze gewoonweg moeten worden gerealiseerd. Besluiten voor 2030 moeten in de komende twee jaar worden genomen. Langer wachten kan niet. Als Rotterdam straks een waterstof-hub is, biedt dit trouwens ook een praktisch voordeel. Afnemers hier zijn altijd een paar cent goedkoper uit dan wanneer je helemaal aan het eind van de pijpleiding zit.”
“Wat wij hier nodig hebben, is een groene industriepolitiek., waar de overheid zich van haar ondernemende kant toont. Niet die laissez faire die we hier kennen. In bijvoorbeeld Frankrijk worden er wel initiatieven vanuit de overheid genomen”, zegt VVD-europarlementariër Bart Groothuis. De verrassend goed ingevoerde politicus is lid van de Europese industriecommissie en gespecialiseerd in waterstof en CCS. “Kijk eens naar de electrolyserbouwers, waarvan de aandelen deze zomer allemaal naar beneden zijn geschoten. Op één na, van een Duitse electrolyserproducent. Dat komt doordat die door de Duitse overheid wordt gesteund. Dat is wat wij in Nederland ook nodig hebben. Een snelle en gretige overheid, die niet in alleen geldstromen voorziet, maar ook in duidelijkheid voor het nemen van final investment decisions.”
[/et_bloom_locked]