- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
De Gezamenlijke Brandweer was al voorbereid op ‘het grote scenario’ – een brandende opslagtank – maar is straks toegerust om een tankputbrand te bestrijden. Hiervoor is zes miljoen euro in nieuw materieel geïnvesteerd, waarmee een mobiel bestrijdingssysteem is opgezet. Jan Waals en Arie Kleijwegt van de Gezamenlijke Brandweer geven in Europoort Kringen uitleg over hun aanpak.
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Jan, je bent directeur van de Gezamenlijke Brandweer. Waar bestaan jouw taken uit, wat doe je op een werkdag?
Jan Waals: “We zijn een brandweerkorps, maar vooral een mensenbedrijf. Ik vind het belangrijk aandacht te hebben voor de individuele mensen in het bedrijf. Zeker in deze periode van corona moeten we alle zeilen bijzetten om de mensen gemotiveerd bij elkaar te houden en ervoor te zorgen dat er afstemming onder elkaar is. We moeten alles op alles zetten om de kazernes met het aantal voorgeschreven medewerkers gevuld te houden. Dagelijks krijg ik van de afdeling planning een overzicht van het ziekteverzuim en van de mensen die vanwege quarantaine thuis zijn.”
Valt dat mee?
Waals: “Nee, hoewel er wel een kentering zichtbaar is. Vorige week hadden we veel mensen die in quarantaine zaten en die vervolgens besmet bleken te zijn. Vanuit het bevoegd gezag hebben we de wettelijke verplichting dat bij al onze kazernes ‘s ochtends minimaal zes mensen aanwezig moeten zijn. Gelukkig heb ik een goed team om me heen dat dat prima kan organiseren. Maar ik draag er verantwoordelijkheid voor, dus ik wil het zelf ook altijd graag weten. Verder is er een aantal projecten waarvan ik ook graag op de hoogte wordt gehouden. We zijn bezig met projecten als tankputbrandbestrijding, de schuimtransitie en de energietransitie, die voor ons allerlei onvoorspelbare risico’s met zich meebrengt. Wij investeren over een periode van tussen de twaalf en vijftien jaar in equipment. Ieder jaar is er wel iets afgeschreven, dus we moeten altijd een vooruitziende blik hebben op het gebied van equipment, blusstof en het opleiden van mensen. We moeten er goed bovenop zitten. Verder ben ik een groot deel van de dag bezig om te zorgen dat al onze ledenbedrijven aan de wet en regelgeving voldoen. Dat betekent dat ik veel gesprekken voer om te horen wat er leeft in het gebied en bij onze stakeholders als het Havenbedrijf Rotterdam, Deltalinqs en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.”
Hoe houd je feeling met de werkvloer? Neem je wel eens een kijkje bij het bestrijden van een brand?
Waals: “Nee, als een brand gaande is, laat ik dat aan onze specialisten over. Dan ga ik zeker niet in de weg lopen. Ik heb er alle vertrouwen in dat onze mensen dat goed organiseren. In Nederland zijn er in totaal 25 Veiligheidsregio’s, die in principe het commando hebben bij incidenten. Ook al is de Gezamenlijke Brandweer een zelfstandige entiteit, bij serieuze incidenten vallen we altijd onder het commando van de Veiligheidsregio. Zo hebben we dat goed georganiseerd. Terugkomend op jouw vraag: in coronatijd is het natuurlijk lastig om feeling met onze mensen te houden. Maar ik heb mij wel voorgenomen minimaal één keer per jaar naar iedere ploeg op iedere kazerne te gaan. Dat is wel een uitdaging, want we hebben zeven kazernes met daarin elk drie ploegen. Zo’n bezoek doe je niet even in een uurtje, daar ben je al gauw een ochtend of een middag mee bezig. Onze mensen zijn ons visitekaartje, ook naar onze leden toe. Voor hen is het belangrijk te weten wat wij hier op het hoofdkantoor aan het doen zijn.”
Arie, kan jij je kort voorstellen?
Arie Kleijwegt: “Ik ben lid van het managementteam dat verder uit drie mensen bestaat. Naast Jan zitten er drie afdelingshoofden in, van wie ik er één ben. Ik ben verantwoordelijk voor de afdeling Preparatie & Ondersteuning Ledenbedrijven. Dat komt erop neer dat onze teams er in het voortraject alles aan doen dat de mannen van de incidentbestrijding zo goed mogelijk beslagen ten ijs te komen. Daarnaast beantwoordt de afdeling vragen van de circa 45 bedrijven waarvoor wij de bedrijfsbrandweertaken uitvoeren. Dagelijks komen er allerhande vragen en verzoeken binnen.”
Hoe is die betrokkenheid van de ledenbedrijven?
Kleijwegt: “Die is groot, maar de belangen zijn ook groot. Onze broodheren zijn enerzijds de gemeente Rotterdam omdat we de publieke brandweerzorg doen, en anderzijds het bedrijfsleven. Het bedrijfsleven is niet één partij. Het zijn 65 bedrijven met daarin aan de ene kant leden die verplicht een bedrijfsbrandweer moeten hebben. Daarnaast is er een aantal bedrijven dat vanuit de wettelijke basis geen bedrijfsbrandweer hoeft te hebben, maar die de veiligheid in de Rotterdamse haven een dusdanig groot hart toedraagt dat ze lid zijn van de Gezamenlijke Brandweer. De 45 bedrijven met een aangewezen bedrijfsbrandweerplicht hebben die niet voor niets. De plicht komt voort uit de aard van hun werkzaamheden, waar risico’s aan verbonden zijn. Die hebben niet alleen met veiligheid, maar ook met continuïteit te maken. Er is deze bedrijven alles aan gelegen om hun bedrijfsbrandweer op orde te hebben. Wij moeten dus groot zijn om incidenten klein te houden.”
Hoe vaak rukken jullie in een jaar uit voor incidenten?
Kleijwegt: “Zo’n 1.300 keer per jaar, maar daar zitten ook automatische meldingen tussen waarbij er niks aan de hand is. Het gros ervan zijn gelukkig kleine incidenten. Grosso modo kan je zeggen dat het veiligheidsbesef In de Rotterdamse haven heel groot is, zeker als je dat gaat benchmarken met de rest van de wereld. Het restrisico wordt natuurlijk nooit nul, maar het aantal incidenten is de afgelopen jaren wel minder geworden.”
Wat doen jullie in de tussentijd, als er geen incidenten zijn?
Waals: “We zijn vooral bezig met het trainen van de mensen. Het bevoegd gezag wil dat wij alles weten van de zestig lidbedrijven, die allemaal BRZO-bedrijven zijn. Onze mensen moeten daar zes keer per jaar trainen en drie keer per jaar hebben ze een oriëntatieoefening. Daar zijn ze het grootste gedeelte van de dag mee bezig. De kazernes hebben hun handen vol om er continu voor te zorgen dat onze leden bedrijven compliant zijn.”
Eind vorig jaar kondigden jullie aan te investeren in materieel voor het bestrijden van tankputbranden. Waarom doen jullie dit?
Kleijwegt: “Zoals elk chemiecluster in Nederland beschikken wij over een groot blussysteem, om klaar te zijn voor het grote scenario. Dat is wat wij een full surface-brand noemen, waarbij een opslagtank over de volle oppervlakte in brand staat. Dat systeem hadden we al zo’n zestien jaar en was wat gedateerd. Sinds 2017 stelt de wet- en regelgeving verplicht dat bedrijven in de Rotterdamse haven zich niet alleen op dat scenario moeten voorbereiden, maar ook op het scenario tankputbrand. Daarbij faalt een brandende tank, de inhoud vloeit in de tankput, die vervolgens ook in brand vliegt. Dat is een mega-scenario. In de Rotterdamse haven, waar honderdvijftig tankputten die onder deze regelgeving vallen, was deze nieuwe verplichting echt een issue. Bedrijven vroegen zich af hoe ze zich daarop moeten voorbereiden. Hoe doe je dit goed en hoe houd je de kosten in de hand? Wij hebben toen onze vinger opgestoken. We kunnen ons grote systeem zodanig inrichten dat we tankputbranden mobiel kunnen blussen.”
Waals: “Dat is ook onze rol als bedrijfsbrandweer. Wij proberen onze leden bedrijven daarin te helpen, waarbij wij de rol van intermediair tussen het bevoegd gezag en de bedrijven spelen. Dit was een dossier dat dreigde mis te lopen, met enorme investeringen voor bedrijven tot gevolg, als ze dit allemaal stationair hadden moeten afdekken. Wij hebben een oplossing bedacht in de vorm van een mobiel systeem. Dat vergde wel wat inspanning op het gebied van de tactiek. Ook al staat de GB bij alle ledenbedrijven binnen zes minuten aan de poort, het kost natuurlijk tijd om het nieuwe systeem van tankputbrandbestrijding volledig op te tuigen.”
Kleijwegt: “We doen dit niet voor de Bühne. Het is geen papieren exercitie. Het moet gaan werken.”
En het moet ook betaald worden. Wat vergt het voor investering?
Waals: “We investeren er zes miljoen euro in. Dat wordt volledig gefund door de 21 bedrijven die die verplichting hebben tot tankputbrandbestrijding. Parallel hieraan zijn we in contact gekomen met NAM Nederland. Zij hebben zelf een groot systeem voor calamiteiten, maar het was voor hen lastig om dat op poten te houden. Daarom zijn wij eind vorig jaar overeengekomen dat we ook voor de NAM bedrijfsbrandweer zijn, voor al haar locaties in Nederland mocht zich een blow-out voordoen. Bij een blow-out vliegt een put in brand. Dan moet er een nieuwe pijp worden afgegraven worden zodat de put van onder kan worden gedicht. Terwijl dat gebeurt, moet er een stevig waterscherm worden gelegd, wat wij op ons nemen. Een blow-out gaat met enorme hoeveelheden rook, vuur, druk en hitte gepaard. Het vergt wel wat kennis van zaken hoe je zo’n waterscherm opbouwt.”
Kunnen jullie uitleggen met wat voor systeem jullie tankputbranden kunnen bestrijden?
Kleijwegt: “Het begint aan de waterkant, met onze eigen dompelpompen die een capaciteit hebben van veertigduizend liter per minuut. Ook zetten wij boosterpompen en schuimcontainers in. In onze strategie hebben we vastgelegd dat we veel op afstand werken. Daarom hebben we vier UGV’s [unmanned ground vehicle, red.] aangekocht. Dat zijn industriële eenheden die we onbemand kunnen inzetten, met dezelfde slagkracht als de generieke industriële eenheden. Daarmee kunnen we die brand een enorme klap uitdelen zonder dat we er mensen bij in de buurt hebben. Sinds jaar en dag hebben we een drone-team, waarmee we op afstand kunnen zien hoe effectief de brandbestrijding is. Dit alles hebben we geïntegreerd in het systeem dat we al hadden voor het full surface-scenario. Het nieuwe geïntegreerde systeem noemen we de collectieve brandbestrijdingspool (CBP).”
Is dit voor het eerst dat jullie gebruikmaken van onbemande blusmachines?
Waals: “Voor onze digitale verkenningseenheid, waar ook de drones onder vallen, hebben we al anderhalf jaar goede ervaringen opgedaan met een kleine UGV. Op basis daarvan hebben we besloten om ook voor de tankputbrandbestrijding van UGV’s gebruik te maken.. De Nederlandse Arbeidsinspectie verplicht ook dat we mensen niet langs een brandende tankputbrand laten lopen. In 2017 hebben we twee stevige industriële incidenten in het gebied gehad. Dat vormde voor ons de aanleiding om dit op te pakken. We zijn mensen gaan opleiden en spullen gaan bestellen. Het duurde twee jaar voordat het drone-team er stond, dat inmiddels is gemigreerd naar de digitale verkenningseenheid. Ook een regiebus maakt er deel van uit. Je kunt dit zien als de nieuwe tactiek rondom industriële incidentenbestrijding. Je hebt overal oren en ogen. Drones zijn uitgerust met snuffelaars, we hebben binnen-drones en zelfs drones die onder water kunnen. Dit zodat je over alle informatie beschikt bij een grootschalig industrieel incident. Samen met de Veiligheidsregio’s Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid hebben we het Multi Intelligent Center (MIC) opgericht, dat ervoor zorgt dat alle digitale informatie bij een incident wordt verzameld en beschikbaar is.”
Komt het tankputbrandsysteem op het hoofdkantoor te staan?
Kleijwegt: “Het wordt over het hele gebied verdeeld. Het materieel zit in veertien transportcontainers die ter plaatse worden gebracht. Het succes van industriële incidentbestrijding is afhankelijk van je knowhow en een goede strategie, maar ook is de logistiek cruciaal. Als de logistiek niet op orde is, ga je een groot industrieel incident niet managen. Je moet dit geheel ter plaatse krijgen, het liefst zo snel mogelijk en het liefst ook in de goede volgorde. Ons logistieke team op het hoofdkantoor speelt daarin een belangrijke rol.”
Waals: “Het logistieke team bestaat uit brandweermensen die in de herfst van hun brandweercarrière zitten. Zij hoeven geen frontsoldaten meer te zijn, maar zijn prima in staat om de logistieke organisatie te managen. Dat doen we ruim twee jaar zo en dat gaat goed.”
Wanneer is het klaar om te worden ingezet?
Kleijwegt: “We hebben al het een en ander binnen, maar nog niet alles. Ook wij hebben te maken met de schaarste aan onderdelen wereldwijd. We verwachten alles in maart binnen te hebben. Ook zit er een behoorlijk trainingsprogramma voor onze mensen aan vast. In mei doen we twee oplevertesten, waarbij we het hele systeem testen. Als dat goed verloopt, waar ik wel vanuit ga, dan zullen we in juni operationeel zijn.”
Zijn jullie hiermee in Nederland een koploper?
Waals: “Ik durf te zeggen dat we wereldwijd koploper zijn als dit systeem in gebruik wordt genomen. Dan hebben we een stukje techniek en tactiek staan waarmee we stappen verder zijn dan andere industriële brandweerkorpsen. Ben je het daarmee eens, Arie?”
Kleijwegt: “Het kan mondiaal inderdaad de toets der vergelijking weerstaan. Wel is het zo dat we gelukkig heel weinig incidenten hebben. Dat is inherent aan industriële brandbestrijding. Mondiaal komt er wel eens een tankputbrand voor, maar het is een zeldzaamheid.”
Dus eigenlijk schaf je iets aan waarvan je verwacht dat het sporadisch of niet gebruikt zal worden.
Kleijwegt: “Exact. Het is altijd lastig in dit vak om een grote broek aan te trekken omdat dit zo weinig voorkomt. Het toeval wilde dat in de aanloop hier naartoe een grote tankputbrand plaatsvond in de buurt bij Houston. Wij zijn ons daar in allerlei opzichten in gaan verdiepen, in de veiligheidsaspecten, het verloop van de brand, in de escalatie. We hebben ook ter plaatse ons licht opgestoken. Dat heeft ons veel kennis opgeleverd, die we naar de strategie hebben vertaald en waarop wij onze keuzes hebben gebaseerd.”
Waals: “Je kunt ons zien als de verzekering voor bedrijven. Mocht er iets gebeuren, dan wordt het opgelost. Dat geldt natuurlijk ook voor een heleboel andere scenario’s in het gebied. Bedrijven hebben hun stationaire voorzieningen over het algemeen goed op orde. Maar als alles faalt, zijn wij de laatste line of defence die zorgt dat het klein blijft. Tot op heden slagen wij daar goed in.”
Jan Waals is sinds april 2013 directeur van de Gezamenlijke Brandweer. Daarvoor werkte hij ruim drie jaar als directeur bij Falck AVD.
Arie Kleijwegt werkt sinds juni 2013 bij de Gezamenlijke Brandweer, waarvan de laatste 4,5 jaar als afdelingshoofd Preparatie en Ondersteuning Ledenbedrijven. Daarvoor was hij 12 jaar in dienst bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
[/et_bloom_locked]