- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
Op 8 juli verscheen de Kamerbrief ‘Het verschil maken met strategisch en groen industriebeleid’ van minister Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat. Bij mij kwam bij ‘industriebeleid’ meteen de RSV-enquête (1983-1984) op en de voormalige EZ-topambtenaar Molkenboer – ook wel ‘de verpersoonlijking van de industriepolitiek in Nederland’ genoemd.
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Door Bart Kuipers
Maar ook het rapport ‘Plaats en toekomst van de Nederlandse industrie’ uit 1980 en de Commissie Wagner met haar advies ‘Een nieuw industrieel elan’ uit 1981. Deze rapporten kwamen uit in een tijd dat ik aan het studeren was in het links-radicale Groningen en de politiek nog uitging van selectieve groei: ‘Spreiding van macht, kennis en inkomen.’
De beginjaren tachtig hebben veel overeenkomsten met de huidige tijd. Er waren de gevolgen van twee energiecrises, het rapport van de Club van Rome lag nog vers in het geheugen met een alarmerende boodschap over eindigheid van grondstoffen en energie en de gevolgen voor het milieu van de voortgaande groei. En het was natuurlijk een periode van ‘doem’ gerelateerd aan de Koude Oorlog en de plaatsing van kernraketten in ons land. Er was ook een groot verschil: een zeer snel oplopende werkloosheid, met name bij de jeugd.
Een ander groot verschil was de positie van toonaangevende bedrijven in ons land. Gerrit Wagner kwam van Shell, andere leden van zijn commissie onder meer van Unilever – beide inmiddels geen Nederlandse bedrijven meer. Het industriële landschap is dramatisch veranderd en het industriële icoon van dit moment is ASML, een bedrijf dat aan de basis staat van onnoemelijk veel productieketens in de wereld – of beter: global value chains. ASML wordt niet bij naam genoemd maar het ‘Waarborgen van economische veiligheid en open strategische autonomie’ is wel het eerste doel van het industriebeleid; we denken dan natuurlijk direct aan China – in de jaren tachtig net aan het ontwaken. Opvallend is dat de naam China ‘zegge en schrijve’ één keer voorkomt in de industriebrief.
Het tweede doel van het industriebeleid is het streven naar een klimaatneutrale en circulaire industrie: ons land wordt wereldwijd een koploper met verduurzaming van de industrie. Traditioneel werd dat ‘een’ altijd weggelaten en was het doel dat Nederland het schoonste jongetje in de klas was. Voor mij realiteitswinst. De procesindustrie staat mede aan de lat om deze vergroening te realiseren door een sterke inzet op groene chemie, groene waterstof en andere vergroening-strategieën, waarbij innovatie essentieel is. Sterk inzetten op innovatie is dan ook het tweede doel in de brief. Daarnaast is de beschikbaarheid van voldoende fysieke ruimte, een level playing field en de inzet van menselijk kapitaal essentieel.
De beschikbaarheid van ruimte en van de juiste arbeid zijn grote knelpunten die niet snel zijn op te lossen, zeker niet in de Rotterdamse haven. Het nieuwe college van de gemeente Rotterdam staat inmiddels open voor de komst van een kerncentrale in de haven, die kan er nog wel bij…
Grote winst van de Kamerbrief van minister Adriaansens is specifieke aandacht voor het belang van de industrie voor onze economie en goed gerichte beleidsprioriteiten. Dat is positief. Maar het allerbelangrijkste is wellicht een imagocampagne onder scholieren die hen interesseert voor techniek en voor de positieve rol die de industrie bij de vergroening van onze economie gaat spelen! De brief belooft een ‘Aanvalsplan voor de techniek gericht op de klimaat en energietransitie en de digitalisering’ waarmee ik ook wat dit betreft gerustgesteld ben.
[/et_bloom_locked]