Select Page

Niet alleen de eigen schoorsteen

door | 10 aug, 2021 | Duurzaamheid, Uitgelicht

Vingerafdrukherkenning

Foto: Danny Cornelissen

Het huidige beleid in Nederland is erop gericht de CO2-uitstoot van de industrie te reduceren. Maar er is ook een wereld te winnen als de chemie groene producten gaat produceren, stelt de VNCI in een onlangs gepresenteerd rapport. Dan maak je de hele waardeketen klimaatneutraal én circulair. Dit vergt alleen wel hulp van de overheid.

[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]

Natuurlijk, stelt de VNCI in ‘Van routekaart naar realiteit’, er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. De chemische industrie streeft ernaar in 2050 klimaatneutraal te zijn. Makkelijk is dat niet, want de productieprocessen zijn energie-intensief. Om chemische verbindingen te maken, is veel energie nodig, die nu wordt opgewekt door het verbranden van fossiele brandstoffen. De CO2-uitstoot die uit de schoorsteen van een chemische fabriek komt, kan naar beneden worden gebracht. Bijvoorbeeld door processen efficiënter te maken – met warmtepompen of warmte-uitwisseling -, door geld in elektrificatie te steken en door in te zetten op het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en het afvangen en opvangen van CO2.

Integrale aanvliegroute

Deze route is echter onnodig duur en biedt minder kansen wanneer er niet tegelijkertijd aan het vergroenen van het productieproces wordt gewerkt, vindt de vereniging. Nu zijn de waardeketens nog lineair: de chemie maakt producten die na gebruik afval zijn en nog maar weinig waarde vertegenwoordigen. Bij het verbranden hiervan komt er veel CO2 vrij. Meer nog volgens de VNCI dan de totale emissies van de chemische industrie. Het is daarom zaak de bouwstenen te verduurzamen. Dit maakt de producten groen, wat de CO2-uitstoot aan het eind van de levensfase ook doet verminderen. De VNCI staat daarom een integrale aanvliegroute voor: maak zowel de eigen schoorsteen klimaatneutraal als ook de andere in de waardeketen.

Relatief goedkoop

Concreet betekent dit het inzetten op biogrondstoffen, recyclebaar afval en het hergebruik van CO2. Het rapport spreekt van alternatieve koolstofbronnen. Er worden een aantal opties op een rijtje gezet, waarvan sommige tot meer energieverbruik in Nederland leiden, maar wel een besparing in de hele keten tot gevolg hebben. Ook is het mogelijk dat een deel van de grondstoffen nog fossiel blijft. Door CCS toe te passen, komt de CO2-neutraliteit niet in het geding. Recycling bestaat uit twee varianten. Gesproken wordt van mechanische recycling als afval terug naar afnemers van de chemie gaat, die er een nieuw product van maken. Mechanisch recyclen is relatief goedkoop en gebeurt al jaren, al zijn de producten die hieruit voortkomen niet altijd van dezelfde kwaliteit. Beter inzamelen, scheiden en sorteren vergroot de mogelijkheden, net als de ontwikkeling van technologieën die meer afval helpen te recyclen of de kwaliteit van het product verhogen.

Bionafta

Bij chemische recycling neemt de chemie afval in en maakt er weer originele chemische producten van. Dit staat nog in de kinderschoenen, al kunnen de ontwikkelingen snel gaan. De kosten hangen sterk af van het proces, al valt het energieverbruik hoger uit naarmate er meer upstream wordt ingevoerd. Groot voordeel van chemische recycling is dat de kwaliteit van het gerecyclede product gelijk is aan dat van het oorspronkelijke product.

Veel potentie biedt het gebruik van biobased grondstoffen. Vooral voor de productie van basischemicaliën is dit interessant, omdat de biogrondstoffen er naadloos in kunnen worden ingepast. Wel is er veel meer energie nodig. Dit vergt een forse import van biobased grondstoffen. Soms kunnen deze in bestaande krakers worden verwerkt, zoals bionafta.

Het gebruik van CO2 als grondstof kan op twee manieren. Door dit bij producten ‘in te bouwen’, wat niet zoveel energie vergt, en door de CO2 om te zetten in basischemicaliën. Hiervoor is wel veel energie nodig, vooral elektriciteit. De kosten hiervan dalen als groene waterstof en hernieuwbare stroom goedkoper worden.

Niet rendabel

Het duurzame en circulaire pad mag dan op het oog duidelijk zichtbaar voor ons liggen, dat betekent niet dat chemische concerns zich er en masse op begeven. Er zijn zeven struikelblokken – door de VNCI ‘complexiteiten’ genoemd – die het voor chemiebedrijven niet zo eenvoudig maken een investeringsbesluit te nemen. Zo kan de business case nog niet rendabel zijn, waardoor bedrijven moeten laveren tussen nu investeren in suboptimale technologie en later investeren in verder ontwikkelde en goedkopere technologie. Verder is de doorlooptijd tussen een eerste pilot en de uiteindelijke implementatie vaak lang, en bovendien ook afhankelijk van de aanleg van infrastructuur [zie kader, red.]. Derde en vierde ‘complexiteit’ zijn de schaarste aan zowel biogrondstoffen als recyclebaar afval, en internationale regie die nodig is om deze stromen naar hier te krijgen.

Bij de bron

Chemische concerns moeten ook kiezen of ze duurzame basischemicaliën, zoals waterstof, ammoniak en methanol, hier gaan produceren of gaan importeren. Hetzelfde geldt voor biobased grondstoffen en afvalstromen. Omdat het efficiënt is producten dichtbij de bron te maken, rijst de vraag waar circulaire en klimaatneutrale producten zullen worden gemaakt. Dat kan in Nederland zijn, maar net zo goed erbuiten, waarschuwt de VNCI. Zij spoort de overheid aan tijdig te investeren in infrastructuur voor waterstof en basischemicaliën. Ook moet in Nederland snel een ‘circulair ecosysteem’ worden opgebouwd. Het zesde struikelblok lijkt een tegenstelling. Bedrijven houden het liefst zoveel mogelijk duurzaamheidsroutes open om een ‘lock-in’ te voorkomen. Dat is wanneer voor een bepaalde infrastructuur – bijvoorbeeld voor waterstof – is gekozen, waardoor minder makkelijk op een alternatieve keuze – bijvoorbeeld voor elektriciteit – valt over te stappen. Tegelijkertijd is het goedkoper wanneer maar op een beperkt aantal richtingen wordt ingezet.

Impuls

De zevende en laatste ‘complexiteit’ heeft met de grilligheid van de politiek te maken. Beleid kan soms zomaar ineens anders worden, terwijl chemische bedrijven juist baat hebben bij langjarige zekerheid. Vindt een multinational die niet in Nederland, dan kan het zomaar zijn dat een investering elders landt. Het Klimaatakkoord is een vorm van langdurig beleid, stelt de VNCI. Maar er is meer nodig. Zo kan voor chemische recycling en het gebruik van biogrondstoffen nu geen aanspraak worden gemaakt op de SDE++-subsidieregeling. Geef de verduurzaming van de VNCI een impuls door een nationaal opschalings- en implementatie-instrument op te richten, dat zich richt op een verhoogde inzet van alternatieve koolstofbronnen. Net zoals nu ook voor hernieuwbare energie bestaat, aldus de VNCI. “We vragen de overheid om maatwerkondersteuning, waarbij we vooraf met elkaar nadenken hoe we kunnen zorgen dat de innovatie – wanneer succesvol  – ook, bij voorkeur in Nederland, wordt geïmplementeerd.”

Projecten van de lange adem

Het ontwikkelen en in bedrijf nemen van een groot project in de chemie neemt gemiddeld tussen de twee en vijf jaar in beslag. Die tijd is nodig voor de ontwikkeling van een idee, de engineering, het verkrijgen van de vergunningen en subsidies. Maar denk niet dat een installatie er dan meteen staat. Het bouwen en in bedrijf nemen duurt nog eens twee tot vijf jaar. De doorlooptijd valt nog langer uit als er een onderhoudsstop nodig is om een nieuwe installatie in gebruik te nemen. De interval tussen grote fabrieksstops in de chemie zit gemiddeld tussen de vier en acht jaar in. Dan is er vaak ook nog de aanleg van infrastructuur nodig. Voor elektriciteit duurt dit 2,5 jaar zonder netverzwaring en vijf tot tien jaar met netverzwaring. De aanleg van waterstof- en CO2-infrastructuur duurt tussen de twee en zes jaar en van een stoomnetwerk op een site twee tot drie jaar.

[/et_bloom_locked]

Nieuwsbrief

Wekelijks het laatste Rotterdamse industrienieuws direct in je inbox? Meld je dan nu aan en blijf zo op de hoogte!

Bedankt voor het aanmelden. Veel leesplezier!