- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
Willen we de energietransitie tot een succes maken, dan zullen we risico’s moeten nemen. Ingecalculeerde risico’s, net zoals vroeger met de aanleg van de Nieuwe Waterweg en de Tweede Maasvlakte is gedaan. Dit stelt het CDA-Tweede Kamerlid Henri Bontenbal, die een groene industriepolitiek bepleit. “Laten we het proberen.”
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Je bent sinds juni vorig jaar Tweede Kamerlid. Wat is je tot dusver het meest mee- en tegengevallen?
“Ik vind het tof dat ik volop de ruimte heb gekregen om mijn ideeën over de energietransitie en het klimaatbeleid vorm te geven, zowel binnen de fractie als bij de coalitieonderhandelingen. Niet iedereen vindt het thema duurzaamheid bij het CDA passen. Ik denk dat het bij uitstek bij ons hoort. Wat mij tegenvalt is het kortetermijndenken, de ‘hyperigheid’ die je in de Tweede Kamer aantreft. Sommige kamerleden gaan niet op zoek naar een oplossing, maar willen een politiek puntje scoren. Dat vind ik moeilijk, want ik probeer wel dagelijks die oplossingen te vinden voor concrete problemen. Ook wil ik barrières opruimen, door gekkigheden uit het klimaatbeleid te halen of door ondernemers die vastzitten een duwtje te geven. Ik wil dat Nederland verduurzaamt.”
Kun je toelichten waarom duurzaamheid bij het CDA past?
“Rentmeesterschap is altijd één van onze kernwaarden geweest. De zorg voor elkaar en voor de aarde zit in ons gedachtengoed verankerd. Andere kernbegrippen zijn natuurlijk solidariteit en gerechtigheid. Het zijn allemaal begrippen die elkaar overlappen en met elkaar te maken hebben. Wij moeten daar onze eigen inkleuring aan geven.”
Op je werkkamer hangt een verkiezingsposter van Ruud Lubbers. Is hij je politieke voorbeeld?
“Hij was een staatsman die dit land door zwaar weer heeft geloodst. Hij had een groot hart voor duurzaamheid en klimaatbeleid. Na zijn premierschap is bijvoorbeeld actief geweest met het Rotterdam Climate Initiative. Ik was destijds bij het CDA in Rotterdam actief. Iemand stelde mij destijds voor dat ik een keer met hem zou moeten praten, omdat ik eveneens met die onderwerpen bezig was. Maar ik voelde mij er niet zo prettig bij. Ik dacht dat die man wel iets beters te doen zou hebben dan met mij te praten. Tot ik door hem werd gebeld met de vraag of ik eens koffie met hem zou willen drinken. Toen heb ik bij hem thuis anderhalf uur zitten praten. Ik merkte dat hij graag dat gedachtegoed over duurzaamheid op een nieuwe generatie wilde overdragen. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Ik zie Lubbers als een inspiratiebron, wiens nalatenschap ik verder wil brengen.”
Je bent geboren in Rotterdam en woont er ook. Heeft de haven een speciaal plekje in je hart?
“Natuurlijk! Ik ben 39 jaar geleden in Rotterdam geboren, ben er nooit weggegaan en ben van plan er altijd te blijven. Als jochie voer ik met de Spido door de haven. Ook kan ik mij goed herinneren hoe ik met mijn vader de Wereldhavendagen bezocht. Met mijn broertjes en zusjes gingen we daar op de fiets vanuit Rotterdam-Zuid naartoe. Nu doe ik precies hetzelfde met mijn zoontje. Samen naar de blusboot kijken en naderhand een patatje eten. De haven is prachtig. Elke week breng ik een werkbezoek aan bedrijven, waarvoor ik meestal de hele vrijdag in ruim. Daarbij kom ik vaak in de haven, bij raffinaderijen, waterstoffabrieken, van alles. Ik vraag dan altijd waar ze bij de energietransitie tegenaan lopen en welke barrières ik kan helpen wegnemen.”
Wat hoor je dan vaak?
“Eén geluid is dominant: tien jaar geleden waren bedrijven nog niet zo ver met verduurzaming. Er was een forse maatschappelijke druk om te verduurzamen en de overheid riep daartoe op. Nu zie je precies het omgekeerde. Bedrijven – zeker de grotere – hebben allemaal verduurzamingsplannen. Alleen hoor ik doorlopend dat hun plannen klaarliggen, maar dat de overheid niet of te traag levert.”
Hebben zij een punt?
“Ja, en Rob Jetten [minister voor Klimaat en Energie, red.] beseft dat ook. Hij is bezig om het ministerie slagvaardiger te krijgen, want er moet ontzettend veel gebeuren. De plannen in ons coalitieakkoord zijn enorm ambitieus, ook voor wat er allemaal in de haven gebeurt. Tegelijkertijd hebben we een aantal dingen opgeschreven die het de industrie mogelijk maakt om te verduurzamen. Dat hele pakket moet ertoe bijdragen dat bedrijven die investeringen gaan doen. Zonder actieve sturing en hulp van het Rijk is dat niet mogelijk, en daar zitten ze nu wel vaak op te wachten.”
Wat is het belangrijkste dat dit jaar – of misschien in de komende maanden – voor de energietransitie geregeld moet zijn?
“Infrastructuur. De afgelopen jaren hebben zijn er wel stappen gezet, maar die waren vaak incrementeel: nog een beetje zuiniger, het net iets anders doen. Nu willen we een nieuwe infrastructuur neerleggen, zodat bedrijven hun complete productieprocessen anders kunnen inrichten. We streven niet naar een beetje minder gasverbruik, maar een grootschalige overstap naar bijvoorbeeld waterstof. Dat vraagt om een heel nieuwe basis- en energie-infrastructuur, zoals een grote waterstofbackbone die door het hele land loopt. Het gaat niet alleen om die pijpleidingen, maar ook om voldoende elektrolysecapaciteit voor de productie van waterstof. Vraag en aanbod moet je zien te matchen, wat heel ingewikkeld is. Denk ook aan elektriciteitstransport. In de industrie gaan we processen die nu met gas worden verwarmd voor een deel elektrificeren. Ook voor waterstofproductie heb je elektriciteit nodig. Als de industrie massaal gaat elektrificeren, neemt de vraag naar elektriciteit niet een beetje toe, maar het gaat om tientallen procenten, soms wel een vermeerdering met een factor twee. In de elektriciteitsinfrastructuur zijn best veel knelpunten, waaraan de overheid hard werkt om die op te lossen. Daarnaast wil je dat de verschillende industrieclusters in Nederland worden aangesloten op infrastructuur voor CO2-afvang en -transport en warmte. Natuurlijk kun je voortbouwen op bestaande infrastructuur. Voor het transport van waterstof kan bijvoorbeeld van het gasnet worden gebruikgemaakt.”
Lopen we hiermee een beetje op schema?
“Nee, de Kamer is constant bezig om daar druk op te zetten. Rob Jetten weet dat ook en je moet beseffen dat die man er net zit. Laten we hem even de tijd geven om het allemaal te organiseren. Je hebt nu eenmaal te maken met een ministerie dat niet gewend is om dit soort grootschalige veranderingen door te voeren. Het ging allemaal best aardig en met een subsidie hier en daar lukte het allemaal wel. Het vergt tijd voordat het ministerie anders gaat werken. Al moet je je ook beseffen dat het betere de vijand is van het goede. Je kunt wel streven naar perfectie, maar vaak bereik je dan niets. Je kunt die transitie beter in stapjes maken. Gewoon beginnen, dan is het niet perfect, maar kun je langzamerhand via regulering de boel scherper maken.”
De energietransitie is al een hels karwei, en nu hoor je door de Russische invasie in Oekraïne geluiden dat het sneller moet. Is dat reëel?
“Dat kan natuurlijk niet meteen. Deze crisis maakt wel duidelijk dat we geopolitiek beter in het energiebeleid mee moet nemen. Dat hebben we onvoldoende gedaan. Er waren experts die ervoor hebben gewaarschuwd dat je je kwetsbaar maakt als je voor veertig procent afhankelijk van één leverancier bent waar je niet goed bevriend mee bent. Nederland is in Europees perspectief minder afhankelijk van het Russische gas, maar we zijn in Europa allemaal met elkaar verknoopt. Het probleem van Duitsland of Oost-Europese landen is uiteindelijk ook ons probleem. De crisis laat zien dat de energietransitie een weg is die we keihard nodig hebben en die we in moeten slaan. Tegelijkertijd, daar hoor je helaas niet zoveel politici over, moeten we wel onderhoud aan het huidige systeem blijven plegen. Je moet je oude schoenen niet weggooien voordat je nieuwe hebt. Besef dat het oude systeem nog een tijdje moet draaien.”
Vind je het te billijken om een tijdje weer wat meer energie uit kolen op te wekken?
“Dat ligt eraan. Eerst moet je jezelf de vraag stellen of het nodig is. Ik vind dat je als kamerlid rolvast dient te zijn. Ik krijg ook vragen over biomassa, de gaswinning in Groningen en op de Noordzee. We kijken naar al die opties, maar hebben een minister die erover gaat. Hij moet die sommetjes maken en heeft een paar honderd medewerkers rondlopen die dit netjes in kaart brengen. Het is mijn taak als kamerlid om dat te controleren. Als Rob Jetten zegt alles te hebben bekeken en hij vindt het voor de leveringszekerheid nodig, dan is er geen partij in Nederland die alle kolencentrales dichtgooit. Daar kunnen we niet dogmatisch in zijn. We kunnen huishoudens en bedrijven niet in de kou laten zitten. Dat gaat ook niet gebeuren. Verder moet je beseffen dat de markt voor een deel haar werk doet. Grote, energie-intensieve bedrijven zijn nu aan het afschakelen. Ik weet dat een grote kunstmestproducent op min veertig procent productie zit, een bekende aluminiumsmelter staat stil en ik ken glastuinders die een deel van hun kassen leeg laten staan. Dat is pijnlijk.”
Wat wat denk je dan als Tweede Kamerlid? Op welke manier zou de overheid daar hulp bij kunnen bieden?
“Gas, olie en kolen zijn een wereldmarkt. Daar onttrek je je als overheid niet zomaar aan. Je kunt in de markt ingrijpen, bijvoorbeeld door een plafond in de prijs te leggen. Maar als je dat doet, moet je wel dondersgoed weten waar je mee bezig bent. Dat zie ik niet zo snel gebeuren. Aan de kant van de belastingen kun je wel een en ander doen. Niemand had dit soort schokken verwacht, maar er zit ook een stuk ondernemersrisico bij. De overheid kan niet alle klappen opvangen.”
Jij staat een groene industriepolitiek voor. Kun je uitleggen wat dat precies is?
“Voor mij is het industriepolitiek wanneer een overheid richting geeft aan de economische structuur van een land. Het doel is om bedrijven te laten floreren, niet door het nemen van generieke maatregelen, maar door een idee te hebben hoe dat op hoofdlijnen zou moeten. Je kunt klimaat- en milieubeleid voeren door kaders te stellen, belastingen te heffen en regels te verzinnen. Sommige partijen doen dat. Ik denk dat dat uiteindelijk tekortschiet, want er speelt meer dan milieu. Een econoom zal altijd zeggen dat je vervuiling in een ideale wereld moet beprijzen. Alleen heb je in de echte wereld met een internationaal speelveld te maken. Europa voert een ambitieus klimaatbeleid, maar niet de hele wereld doet mee. Elke econoom kan je vertellen dat er freeridergedrag is. Dan schiet alleen het prijsinstrument tekort. Als wij in Nederland alleen maar gaan beprijzen en normeren, zal een deel van die industrie hier verdwijnen. Als overheid moet je sturen en hulp bieden aan sectoren om de verduurzamingsslag te maken. In de toekomst zullen wij groen staal, groene kunstmest en groene kunststoffen nodig hebben. Dat moet wel worden uitgedacht en gemaakt, en die ontwikkeling vraagt om steun. Dat gaat echt niet alleen uit die bedrijven komen. Het is veel mooier om die ambitie om te draaien. In plaats van bedrijven het land uit te treiteren, is het interessanter en ambitieuzer om de vraag te stellen hoe wij met bedrijven technologieën kunnen bedenken waar de hele wereld baat bij heeft. Wij hebben in Nederland alles in huis om dat voor elkaar te krijgen. Alleen al in Rotterdam zijn raffinaderijen, chemische bedrijven met goed opgeleide medewerkers en kennisinstellingen. De spilfunctie in Europa hebben we al; de meeste brandstoffen komen in Rotterdam binnen. Dat kan je als hefboom gebruiken om een grote transitie te maken. Kijk ook eens naar wat er aan brandstof in de haven en op Schiphol wordt verbruikt. Dat is gigantisch. Laten we aan de slag gaan met biobrandstof, synthetische kerosine, waterstofprojecten, de waterstofbackbone en CO2-afvang. We kunnen de wereld laten zien hoe je de omslag naar een groene economie kunt maken, ook in een land waar zware industrie is gevestigd. We hebben een land dat moeilijk is te verduurzamen, want het is hier zwaar fossiel. Maar dat is juist de uitdaging. Laten we het hier proberen.”
Valt dat te doen zonder risico’s te nemen?
Nee, aan groene industriepolitiek zijn risico’s verbonden. Daar moeten we ons als politici bewust van zijn. Wij kunnen nu keuzes maken die later verkeerd bleken te zijn. Dat is het eerlijke verhaal. Toen ooit het plan werd bedacht om de nieuwe Waterweg te graven, calculeerde men dit soort risico’s in. Kijk eens wat ons dat heeft gebracht. Toen de Tweede Maasvlakte werd aangelegd, nam men ook een risico. Kwam het wel vol en binnen welke termijn? De investeringen waren gigantisch. Toch hebben we het gedaan en nu zit de Tweede Maasvlakte bijna vol. Dat soort ondernemerschap hebben we hard nodig. Daar horen risico’s bij, maar daar ontkom je niet aan.”
Henri Bontenbal is geboren in Rotterdam en woont zijn hele leven in de havenstad. Hij studeerde natuurkunde aan de Universiteit Leiden. Na zijn afstuderen in 2010 was hij onder meer beleidsmedewerker van de CDA-fractie in Tweede Kamer en senior strategy consultant bij Stedin. Sinds juni 2021 is hij namens het CDA lid van de Tweede Kamer. Hij is verantwoordelijk voor de portefeuille klimaat en energie.
[/et_bloom_locked]