- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
In de Rotterdamse haven is meer behoefte aan stroom dan Tennet en Stedin kunnen bijbenen. Zeker, ze investeren in uitbreiding van het elektriciteitsnet, maar dat is onvoldoende om in de zo snel gestegen behoefte aan elektriciteit te kunnen voorzien. ‘Help ons door flexibel te zijn’, roepen zij het bedrijfsleven op. Met behulp van een tool kan inzichtelijk worden gemaakt waar de flexibiliteit in bedrijfsprocessen valt te vinden.
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Tennet, Stedin, Deltalinqs en het Havenbedrijf Rotterdam hielden vorige maand een webinar voor het Rotterdamse havenbedrijfsleven. Centraal hierin stond hoe de netcongestie valt op te lossen. Ruim tweehonderd kijkers hadden zich voor het webinar aangemeld.
Ruben Rasing, manager customers & markets bij Tennet, zegt daar blij mee te zijn. “Wij kunnen dit namelijk niet alleen. Om het net stabiel en betrouwbaar te houden, is samenwerking nodig”, geeft hij meteen de centrale richting van het webinar weer. Ter introductie legt Rasing uit dat Tennet verantwoordelijk is voor de ‘snelwegen’ en ‘provinciale wegen’ van het Nederlandse elektriciteitsnet. Het net van Tennet is gekoppeld aan dat van regionale netbeheerders, waaronder Stedin. Martin Martens, regiodirecteur Zeeland en havenindustrie bij Stedin, legt uit dat de regionale netbeheerder vooral een faciliterende taak uitoefent. “Wij zorgen ervoor dat energie wordt getransporteerd, zodat de markt haar werk kan doen. Met ons midden- en laagspanningsnet bedienen wij 2,3 miljoen consumenten.” Hij vertelt dat Stedin het lokale net al volop aan het uitbreiden is. Zo worden er 500 middenspanningsstations gebouwd en legt het 1.300 kilometer aan kabel aan.
“Wij hebben de afgelopen honderd jaar aan het elektriciteitsnet gebouwd. Onze scenario’s voorzagen niet dat de vraag naar elektriciteit zo snel zou toenemen. Dat komt vooral door het toenemend gebruik van e-boilers in de industrie en de bouw van electrolysers”, aldus Rasing. Hij vertelt dat in Rotterdam voor 650 megawatt aan aanvragen is ontvangen. Dat is gelijk aan vier keer de totale capaciteit van een stad als Delft. “Hierdoor lopen wij tegen de grenzen van het hoogspanningsnet aan. Wij hadden dit scenario pas in 2030 voorzien. Wij lopen vast in Voorne-Putten, Goeree-Overflakkee, Hoek van Holland en Hoogvliet. Als je in een congestiegebied bent gevestigd, is elektriciteit geen vanzelfsprekendheid meer. We gaan naar een ander systeem. Ook is groei of verduurzaming niet langer vanzelfsprekend, en dat blijft voorlopig zo. Bedrijven die een nieuwe aansluiting willen, zullen op een wachtlijst worden geplaatst. Wie zich als eerste meldt, zal als eerste worden geholpen. Voordat het zover is, zijn er transportbeperkingen. Overschrijding hiervan kan uiteindelijk tot een boete leiden.”
In deze situatie zijn er twee oplossingsrichtingen, vervolgt Rasing. “De eerste is door veel te bouwen. Tennet heeft in Nederland 13 miljard euro aan investeringen openstaan. Dat getal is niet te bevatten; we zijn echt keihard aan het werk. Het netwerk in Zuid-Holland zal fors worden versterkt. De capaciteit wordt verdubbeld. Onder andere in de Europoort, Botlek en op de Maasvlakte zal Tennet haar infrastructuur uitbreiden. Wij investeren de komende tien jaar 600 miljoen euro in nieuwe en verzwaarde stations en nieuwe transformatoren.” Ook het netwerk van Stedin in Rotterdam gaat worden uitgebreid, kondigt Martens aan. “De komende zeven jaar investeren wij 300 miljoen euro in uitbreiding van het elektriciteitsnet. Op de Kop van de Beer is een transformatorstation al opgeleverd. Wij zullen echter wel afhankelijk van Tennet blijven. De congestie kan pas worden opgelost als Tennet het hoogspanningsnet heeft aangepast.”
Deze uitbreidingen zijn echter niet voldoende om de netcongestie op te lossen, benadrukken zowel Martens als Rasing. “Nu en in de toekomst is flexibiliteit van cruciaal belang. Vaak zal er meer aanbod dan vraag zijn, en andersom. Op bepaalde uren is er echt schaarste. Tussen zes en acht uur ’s avonds is het bijvoorbeeld niet te doen. Er is dan onvoldoende stroom en we moeten naar flexibiliteit zoeken om het net stabiel te houden, bijvoorbeeld door een piek met batterij te ‘shaven’”, aldus Rasing. Martens vervolgt: “Het is een moeilijk onderwerp. We hebben bedrijven bezocht met de vraag of het mogelijk is om slimmer met elektriciteit om te gaan. Concreet komt het neer op het matchen van vraag en aanbod en het aftoppen van pieken.” Enkele voorbeelden van flexibilisering zijn cable pooling (het gezamenlijk delen van een kabel die naar een zonne- of windpark leidt), een aansluiting achter de meter (een directe aansluiting op een eigen wind- of zonnepark waarvan de energie ter plaatse wordt gebruikt), congestiemanagement tegen een vergoeding of het in een contract vastleggen van tijdsgebonden transportcapaciteit. Martens: “Ook is energieopslag een optie. Wij zijn geen voorstander van het gebruik van standalone-batterijen, maar als die met het opwekken van energie worden gekoppeld is dat al interessanter. Datzelfde geldt als er afspraken zijn gemaakt over op- of afschakelen.”
“Wij beseffen maar al te goed dat fabrieken jarenlang zeer efficiënt hebben gedraaid, maar nu moet het anders. De vraag is hoe processen daarop kunnen worden aangepast”, zegt Rasing. Martens: “Dit is compleet nieuw, al geldt datzelfde voor het net, dat niet op deze situatie is ingericht.” Beiden stellen dat weinig bedrijven zich hebben gemeld om hun processen te flexibiliseren. Wat hen kan helpen, is een nieuw instrument – de Industrial ValueFlex Tool – die inzichtelijk maakt waar in bedrijfsprocessen flexibiliteit valt toe te passen. “Bedrijven zijn zich onbewust van de potentie die hun processen bieden. Dat willen wij unlocken. De Industrial ValueFlex Tool is daarvoor heel interessant; zij laat eenvoudig zien waar de mogelijkheden liggen”, vindt Rasing. Op de vraag waarom bedrijven hieraan zouden meewerken, noemt hij verschillende redenen. Zo kunnen bedrijven een bijdrage aan de energietransitie leveren, dragen zij bij aan de ontwikkeling van de haven én flexibilisering kan wat opleveren. “Wij werken aan een product om flexibilisering te belonen.”
Niet alleen het havenbedrijfsleven, ook het Havenbedrijf Rotterdam moet zich aan de huidige situatie aanpassen. “Als we niet snel flexibiliseren, zullen we de komende jaren ‘nee’ moeten verkopen. We kunnen dan geen elektriciteit voor duurzame investeringen leveren en nieuwe klanten kunnen zich niet meer in een concessiegebied vestigen. Dat is een horrorscenario”, zegt Jeroen Steens, directeur commercial delivery bij het Havenbedrijf Rotterdam. Hij stelt dat het havenbedrijf netbeheerders waar mogelijk zal steunen, bijvoorbeeld door ruimte voor trafo’s te creëren of het verkrijgen van vergunningen te vergemakkelijken. “Maar ook wij zullen een ommezwaai moeten maken. Neem de walstroominstallatie voor ferry’s, waarvoor Rotterdam Shore Power een overeenkomst had gesloten met een partij voor het leveren van elektriciteit. Stedin kon daarvoor echter geen toestemming geven. Daarom hebben wij besloten om generatoren aan boord van een ferry gedurende twintig procent van de tijd te laten draaien. Dan rendeert de investering niet volledig, maar halen wij wel tachtig procent van onze duurzaamheidsdoelstelling. Ook rusten wij de walstroominstallatie uit met batterijen, die het schip van stroom kunnen voorzien als er geen elektriciteitsaanbod is. Op die manier passen wij ook flexibilisering toe.” Volgens Steens bevinden walstroominstallaties voor de cruisevaart en bij containerterminals zich niet in congestiegebieden. “Die walstroomprojecten zullen dus relatief goed verlopen.”
[/et_bloom_locked]