- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
De raffinaderij van Gunvor Energy Rotterdam is niet de grootste in zijn soort, maar dit maakt de site juist uiterst geschikt voor verduurzamingsprojecten. Er wordt aan verschillende initiatieven gewerkt, vertellen general manager Erwin Goosen en HSEQ & inspection manager Ronald de Schrijver van het bedrijf.
We zijn hier bij de raffinaderij van Gunvor in Rotterdam. Kunnen jullie iets vertellen over de karakteristieken ervan?
Goossen: “De raffinaderij is in 2016 door Gunvor overgenomen van Kuwait Petroleum. Zij bestaat uit twee onderdelen: een terminal en een raffinaderij. De laatste focust op de productie van componenten voor benzine en dieselachtige producten. In de terminal worden deze componenten opgeslagen, samen met een aantal producten van de trading desk van Gunvor. Het bedrijf is een tradinghuis, gevestigd in Zwitserland. De raffinaderij heeft een dagelijkse doorzet van 8.500 ton en de terminal beschikt over een opslagcapaciteit van 1,2 miljoen kubieke meter.”
Begin dit jaar zijn beide gefuseerd tot Gunvor Energy Rotterdam. Waarom?
Goosen: “De site is in 2018 in twee delen gesplitst. Per 1 januari jongstleden hebben wij beide samengevoegd. Dit hebben wij gedaan uit oogpunt van de energietransitie. We hebben daarin een aantal partnerships en onze partners hebben zowel raffinagecapaciteit als opslag nodig. Dan is het handig als je één bedrijf hebt.”
Er zijn diverse verduurzamingsplannen. Leent een raffinaderij zich goed voor verduurzaming?
De Schrijver: “Dit is een traditionele raffinaderij die hier al zo’n zestig jaar is gevestigd. De technologie die wij hier al tientallen jaren toepassen, lijkt erg op de technologieën die in de energietransitie worden gebruikt. Hierdoor beschikken onze mensen in de organisatie over kennis die nodig is om energietransitieprojecten goed te kunnen uitvoeren. Dan heb ik het over de ontwikkeling en uiteindelijk ook het opereren en onderhouden van installaties. Een goed voorbeeld is de biobrandstoffenfabriek, een van de projecten die we hier hebben lopen. Deze technologie lijkt erg op het ontzwavelen van diesel, wat ook met waterstof onder hoge druk gebeurt. Die technologie is goed bekend bij zowel onze operators als onze onderhouds- en inspectieafdeling. Dit maakt ons uiterst geschikt voor dergelijke duurzame projecten.”
Welke kansen zien jullie voor Gunvor in Rotterdam?
Goosen: “Tot 2030 zien wij drie soorten mogelijkheden waarop wij ons richten. Ten eerste de productie van biokerosine, wat een interessante markt is. Zoals Ronald net aangeeft, lijkt de techniek sterk op conventionele dieselproductie. Het tweede is groene waterstof, die een van onze partners hier gaat produceren. Wij zullen logistieke ondersteuning bieden op het gebied van ammoniakimport. Dit project is in een vrij vergevorderd stadium. In het derde project onderzoeken wij samen met Dow het recyclen van plastics. Dat is een iets gecompliceerder traject; de technologie is minder ver ontwikkeld en we zullen meer in onderzoek moeten investeren. Na 2030 kunnen wij met de bestaande units nog andere zaken ontwikkelen. Daarvoor zullen wij moeten afwachten hoe de ontwikkelingen rondom energie in de toekomst gaan lopen. Het zal in elk geval weer met de technologie achter het raffinageproces te maken hebben. Samenwerking met strategische partners ligt daarbij voor de hand.”
Hoe lang zal het complex in Rotterdam relevant kunnen blijven, denken jullie?
Goosen: “In de huidige configuratie tot 2030. Daarna zullen wij units moeten ombouwen. Daarnaast zijn er diverse energietransitieprojecten in ontwikkeling die voor 2030 moeten zijn uitgevoerd. Tegen 2038 zullen wij de hele site voor de toekomst hebben klaargemaakt. Dan hopen wij ook de ‘Scope 3’ CO2-emissies naar nul te hebben gebracht. In de raffinaderij werk je met onderhoudscycli van zes jaar. Wij verwachten er twee nodig te hebben, waarvan de laatste in 2038 eindigt.”
Is er in de vorige onderhoudscycli al veel aan de raffinaderij verbouwd?
Goosen: “Ja, we hebben wijzigingen aan de units toegebracht. We maken nu bijvoorbeeld minder zware producten. In vergelijking met 1990 zijn de emissies met 60 procent gedaald. Vorig jaar zijn wij gestart met het leveren van blauwe waterstof die bij de productie van benzine vrijkomt.”
Zijn jullie daarin een voorloper?
Goosen: “Dat denk ik wel, ja. Ons voordeel is dat wij kleiner en minder complex zijn dan andere, grotere raffinaderijen die meer geïntegreerd zijn en bijvoorbeeld ook smeerolieproducten maken. Wij kunnen daarom flexibeler opereren, en sneller duurzame projecten opstarten.”
Wie neemt de blauwe waterstof van jullie af?
Goosen: “Aan een in Rotterdam gevestigde producent van waterstof. We zijn er in juni vorig jaar mee begonnen en dat verloopt goed.”
Kan je het project toelichten over het recyclen van kunststoffen? Wat is de feedstock, wat maken jullie ervan en voor welke afnemers?
Goosen: “Het recyclen van plastic bestaat uit drie fasen. Je bewerkt het plastic eerst voor, waarmee je pyrolyseolie maakt. De tweede stap is het reinigen van de pyrolyseolie en de laatste stap is het terugkraken van de pyrolyseolie naar nafta. Wij richten ons op de middelste stap. Dow levert de pyrolyseolie aan, waarna wij deze zullen cleanen. Ook dat lijkt weer erg op een raffinagetechniek: de productie van biokerosine. Wij blijven ons dus richten op processen die dicht bij raffinage liggen, maar dan duurzaam. Met bijvoorbeeld het recyclen van batterijen zullen wij ons niet bezighouden, want wij kunnen daarin geen toegevoegde waarde bieden. Veel mensen weten niet dat raffinageprocessen sterk lijken op processen die nodig zijn voor de energietransitie. Het wordt gezien als ‘sunset industry’, maar je hebt grote bedrijven nodig die direct grote projecten op zich kunnen nemen. Het zal niet, als in de IT-revolutie, gebeuren dat iemand in zijn garage een besturingssysteem bouwt en tot Microsoft uitgroeit. Voor de energietransitie heb je een diepzeehaven nodig, een flink stuk grond en voldoende middelen om schaalgrootte te creëren. Ook komen er mensen aan te pas en heb je een veiligheidsmanagementsysteem nodig. Dat red je niet in je eentje in een garage. Ook is een dergelijke samenwerking een stuk kosteneffectiever. Als je meteen een nieuwe plant zou moeten bouwen, inclusief een controlekamer, een flare, brandweerafdeling, koelwatersystemen, ben je tientallen miljoenen euro’s verder. Wij hebben dat allemaal al. Langzaam maar zeker begint het besef te komen dat bedrijven zoals Gunvor Energy Rotterdam noodzakelijk zijn om effectief te zijn in de energietransitie. Dat geldt ook voor de arbeidsmarkt. We bevinden ons in het hart van de energietransitie, wat ons aantrekkelijk maakt voor werkzoekenden.”
En is er hier ook voldoende ruimte? Er zal toch worden gebouwd.
Goosen: “Wat ons bijzonder maakt is dat wij een van de bedrijven in de haven zijn, die veel ruimte had. In het verleden stond hier een chemiefabriek die in de jaren tachtig is afgebroken. Die ruimte is nooit voor nieuwe projecten benut, waardoor wij die met partners kunnen ontwikkelen. Op de lange termijn zullen fossiele fabrieken ook worden afgebroken. Het is denkbaar dat tanks worden gedemonteerd als je voor andere projecten opslag nodig hebt.”
Dat gebeurt voorlopig nog niet?
Goosen: “Nee, maar we zijn niet zover van dat punt verwijderd. Het gaat zo snel, en de investeerders staan in de rij. Als we de huidige lopende projecten hebben afgerond, is de volgende stap het afbreken van fossiele installaties.”
Wat zijn jullie beweegredenen om juist een biobrandstoffenfabriek te bouwen?
De Schrijver: “Zoals ik net zei, qua technologie past het heel goed bij wat we al hier doen. Het sluit ook naadloos aan op het plaatje van Gunvor. Het bedrijf heeft een aantal trading desks en een ervan die steeds belangrijker wordt, is die van biobrandstoffen. Gunvor heeft in Spanje twee fabrieken waar biobrandstoffen worden geproduceerd. Dit zijn biobrandstoffen van de eerste generatie, de fabriek die wij voor ogen hebben is van de tweede generatie, waarbij je zowel biodiesel als biokerosine maakt. Dat is interessant met het oog op de bijmengverplichting die de overheid oplegt. Die wordt steeds stringenter. In 2030 moet er 5 procent aan biokerosine worden bijgemengd maar in 2050 wordt dat 63 procent. Dat is een grote hoeveelheid.”
Goosen: “Ons voordeel is dat wij hier over de vereiste faciliteiten beschikken, waardoor partners er veel minder in hoeven te investeren. In Groningen zijn bijvoorbeeld plannen om een greenfield-fabriek te bouwen voor de productie van biokerosine. Maar als je beseft welke kosten daarbij komen kijken…. Een controlekamer met faciliteiten kost je al gauw vele miljoenen euro’s.”
Wat zijn de belangrijkste stappen die jullie nog moeten zetten voor de bouw van de biobrandstoffenfabriek?
De Schrijver: “Voor het bepalen van de technologie hebben wij een selectie voor de keuze van de technologie verricht. We zijn nu bezig met het front end engineering design; daarna gaan wij de detail engineering in. Dan maak je de plannen voor onder meer het heien en dergelijke. In voorbereiding daarop heb je vergunningen nodig. Die zijn ingediend, een milieueffectrapport is opgesteld en ingediend en ook een milieuvergunning is opgesteld en ingediend. Dat ligt nu ter beoordeling bij de overheid. In de tussentijd lopen de voorbereidingen gewoon door, voor alles wat nodig is om de eerste paal de grond in te kunnen slaan.”
Waar op het terrein zal de biobrandstoffenfabriek worden gebouwd?
De Schrijver: “Deze wordt in de bestaande units geïntegreerd. Tot 2016 hadden wij nog een smeeroliefabriek, maar Gunvor wilde deze niet opereren aangezien het niet in deze markt actief is. De smeeroliefabriek is daarom afgebroken. Op dat stuk grond gaat de biobrandstoffenfabriek worden gebouwd.”
Wanneer zal deze in bedrijf worden genomen?
De Schrijver: “In het eerste kwartaal van 2027. De voorbereidingen lopen naar wens, ook bij onze partner waarvan we de naam nog niet kunnen noemen. Dit bedrijf kan niet wachten om ermee te starten en heeft hiervoor ook al de nodige mankracht gereserveerd. Ook bij ons werkt een team van medewerkers uit verschillende afdelingen al volop aan het project.”
Ik neem aan dat jullie over de vereiste stikstofruimte voor dit project beschikken?
De Schrijver: “Voor dit soort projecten moet je salderen, intern of extern. Wij hebben het voordeel dat wij intern stikstofruimte kunnen vrijspelen.”
Global Energy Services (GES) neemt een deel van de voormalige Stargate-terminal over voor de opslag van koolstofarme producten. Kunnen jullie toelichten waarom jullie dit hebben gedaan?
Goosen: “We hebben een viertal tanks aan GES verkocht. We waren aanvankelijk van plan om de hele terminal te desinvesteren, maar hebben besloten dat niet te doen. Alleen het deel waarin GES interesse had, hebben wij verkocht.”
Je sprak net over de productie van groene waterstof. Dat gaat Air Products hier toch doen?
Goosen: “Vanuit het Midden-Oosten en Spanje zal groene ammoniak in grote schepen binnen komen. Dat wordt gelost in een grote ammoniaktank en teruggekraakt naar waterstof of vloeibaar gemaakt. Dan wordt het ingezet voor bijvoorbeeld de mobiliteitsmarkt. De verwachting is dat grote trucks en bussen niet op een efficiënte manier geëlektrificeerd kunnen worden en op waterstof zullen rijden. Wij houden ons alleen bezig met het logistieke deel: het lossen van die schepen en het opslaan van de ammoniak. Het downstream-gedeelte doet Air Products. Zij bouwt dissociators voor het vloeibaar maken van ammoniak en gaat dit vermarkten.”
Jullie werken veel met partners samen. Zou het niet een stuk eenvoudiger zijn om dit allemaal zelf te doen?
Goosen: “Juist niet, wij zitten niet in al die markten. Wij hebben voor Air Products gekozen omdat het over die moleculen beschikt in combinatie met de downstream-klanten. Daarmee is het bedrijf in de hele keten actief. Ons kun je meer als een groothandel zien. We hebben bijvoorbeeld geen retail-waterstofbusiness. We zoeken partijen die complementair zijn aan onze business. Dat geldt ook voor het biokerosineproject. De partner waarmee wij samenwerken heeft een contract met een grote vliegtuigmaatschappij gesloten. Wij willen rondom zo’n unit traden. Zo kan ieder zijn rol daarin spelen. Soms, in het geval van Dow, heeft een partner een interessante technologie beschikbaar. In al die energietransitieprojecten zie je dat bedrijven partners opzoeken. Door samen te werken zorgen we voor een efficiënte energietransitie.”
Hoe is het om de raffinaderij in dit unieke tijdsgewricht te leiden?
Goosen: “Het is heel interessant, vooral ook omdat er een stukje procestechnologie bij komt kijken. Veel jonge bedrijven die aan de energietransitie willen deelnemen, zie je daarmee worstelen. Procestechnologie is meestal iets niet iets wat ze al in huis hebben. Dit in tegenstelling tot onze raffinaderij, die uitstekend gesitueerd is voor de energietransitie. Ook kunnen we bijvoorbeeld grote schepen lossen, om maar iets te noemen.”
Hoe bereid jij je vanuit je HSEQ-functie voor op die nieuwe activiteiten met al die nieuwe producten op dit terrein?
De Schrijver: “Dat is onderdeel van het hele project. Vooraf maken wij een inschatting om te bepalen wat de risico’s zijn. Dat heeft invloed op het ontwerp van de fabriek. Ook denk je na over het opereren van de fabriek en de mogelijke extra maatregelen die je moet nemen. Een van de stoffen die bijvoorbeeld bij de productie van biobrandstoffen vrijkomt, is koolmonoxide. Dat is een stof dat we in het huidige productieproces niet tegenkomen, maar dan wel. Daarop moeten wij onze maatregelen treffen.”
Wanneer zal de site helemaal klaar voor de toekomst zijn?
Goosen: “Vanaf 2030 beschikken wij over een sustainable business model. Voor de periode na 2030 hebben wij, zoals ik eerder vertelde, ideeën om units om te bouwen. Ons voordeel is dat we wat kleiner en flexibeler zijn. Het is zelfs één van onze succesfactoren. Tegen 2038 zal de site volledig vernieuwd zijn en klaar voor een duurzame toekomst.”
Erwin Goosen studeerde scheikundige technologie aan de TU Eindhoven. Hij is sinds 2010 werkzaam voor Gunvor. Na eerder voor Gunvor in Antwerpen te hebben gewerkt, is hij sinds 2016 verantwoordelijk voor de site in Rotterdam. Daarnaast is hij lid van het bestuur van VEMOBIN.
Na zijn studie biologie aan de RU Leiden te hebben afgerond, heeft Ronald de Schrijver onder meer voor Eastman Chemicals Company gewerkt. Sinds 2008 is hij werkzaam bij de raffinaderij van Gunvor in Rotterdam. Hij oefent er de functie van HSEQ & inspection manager uit.