Select Page

De zuivere lijn

door | 20 dec, 2021 | Haven, Uitgelicht

Foto: Pierre Crom

DCMR Milieudienst Rijnmond wil bedrijven de helpende hand bieden in de energietransitie. “We kunnen ze ondersteunen of waarschuwen als ze een verkeerd pad inslaan”, zegt directeur Rosita Thé. Tegelijkertijd blijft de rol van de milieudienst zuiver, waarschuwt zij. “We zijn natuurlijk wel de toezichthouder.”

[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]

Kun je ter introductie kort uitleggen welke taken DCMR uitvoert?

“Wij voeren de zogenaamde VTH-taken uit, wat staat voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. We verlenen vergunningen aan alle bedrijven die iets met milieuwetgeving te maken hebben. Ook zien we erop toe dat ze zich eraan houden. Daarnaast hebben we een grote expertise-poot, die bedrijven van advies voorziet, bijvoorbeeld over thema’s als duurzaamheid en circulariteit.”

Hoe sterk industriegerelateerd is datgene wat jullie doen?

“Heel sterk. Het gaat van de bakker op de hoek tot en met de grote jongens en meisjes in de in de Rotterdamse haven. Onze focus ligt deels op grote petrochemische bedrijven in de Rijnmond en in Zeeland, maar ook op alle bedrijvigheid die onder de Milieuwetgeving valt. Van festivals tot tankstations – de volle breedte van milieugerelateerde activiteiten in het Rijnmondgebied. We zijn de grootste milieudienst van Nederland; alles komt hier samen. Dat maakt het ook zo leuk om hier te werken.”

Weegt een van de VTH-taken zwaarder dan de andere?

“Het is behoorlijk in evenwicht. Vergunningverlening neemt nu wel toe, omdat veel bedrijven nieuwe activiteiten ontplooien en er veel vergunningaanvragen worden ingediend in verband met de komst van de Omgevingswet. In het kader van circulaire economie en duurzaamheid gebeurt er het nodige. Daardoor ontvangen wij meer nieuwe aanvragen, dus daar zit de druk op dit moment wel op. Het hangt er ook vanaf wat er gebeurt. Als er iets – oneerbiedig gezegd – ontploft, dan gaan natuurlijk alle ballen van toezicht en handhaving daarop.”

Jullie zijn er zowel voor bedrijven als voor bewoners, en dat in een zwaar geïndustrialiseerde omgeving. Hoe vinden jullie daarin een evenwicht?

“In deze omgeving zit natuurlijk iedereen boven op elkaar: industrie, bewoners en recreatie. Op ons grondgebiedje wonen 1,2 miljoen mensen en er is veel bedrijvigheid. Ik geloof dat we nu al op zo’n 26.000 bedrijven zitten. Daarbij komt nog eens de woningbouwopgave. Voor ons als DCMR is het echt balanceren voor gevorderden. Wij hebben met al die belangen te maken en daarom is het essentieel dat we de zuivere lijn bewandelen. Wij kunnen niet gaan marchanderen, door bijvoorbeeld te rommelen met de geluidscontouren zodat er meer woningen kunnen worden gebouwd. We hebben gelukkig duidelijke regelgeving op verschillende gebieden en daar hebben we ons gewoon aan te houden. Natuurlijk liggen zaken niet altijd zwart wit. In zulke gevallen overleggen wij met de provincie Zuid-Holland en onze andere partners, de gemeenten. Maar onze rol als toezichthouder daarin is zuiver. Bedrijven verwachten dat wij er ook voor hen zijn, want ze vinden dat wij ze bij de les houden. Bewoners op hun beurt willen geen overlast en verlangen van ons dat wij dat voorkomen. Helaas werkt dat niet altijd zo. Regels staan soms dingen toe waardoor mensen last hebben van zwart wasgoed in Hoek van Holland of geluidsoverlast van een groot evenement in Rotterdam. Laatst kwamen er veel klachten over een festival binnen, maar het geluid overschreed nergens de normen.”

Heeft de opkomst van social media de drempel om te klagen voor omwonenden verlaagd?

“Het is vooral een andere manier van hoe mensen met overlast omgaan. Vroeger belde je naar de meldkamer waarna wij de melding op basis van onze procedures afhandelden. Nu gaan mensen op social media klagen, wat hun goed recht is natuurlijk. Wij proberen eropaf te gaan om dan samen met bewoners te meten. Zo kun je ervaren wat mensen zeggen. De stofoverlast in Hoek van Holland was een heel bekend probleem. Voordat ik er was geweest kon ik mij dat wel voorstellen, maar toen ik er kwam liet een bewoner zien hoe zwart hun vensterbank was. Dan krijg je er een gevoel bij. Met die ervaring op zak ga je met bedrijven praten. Dat is toch anders.”

Het Havenbedrijf Rotterdam heeft als streven om de slimste en meest duurzame haven te worden. Hoe zit dat met jullie? 

“DCMR is een organisatie die vijftig jaar bestaat. Dat heeft ook nadelen, omdat je dingen doet omdat je ze altijd zo deed. Maar in de huidige maatschappij kan dat niet meer. Een van de speerpunten waarvoor wij hebben gekozen, is datagedreven werken. We hebben een datalab waarin slimme jongens en meisjes onze data analyseren. Als ze patronen ontdekken, kunnen we daarop gericht toezicht houden in plaats van standaard zoveel keer langs te gaan. Dat zijn we aan het verfijnen, zodat we onze toch beperkte capaciteit gericht kunnen inzetten.”

Heb je een voorbeeld van zulk datagedreven toezicht?

“Als we de data van een bepaalde branche analyseren, komen we soms dezelfde soort overtredingen tegen. Op basis daarvan ga je op bepaalde punten extra aandacht geven. Zo wees de data bijvoorbeeld uit dat veel leidingen kapot gingen toen het erg droog was. Daar kan je wat aan doen. Dat kan je dan met die bedrijven gaan bespreken. Ook kiezen we elk jaar speerpunten waarop we ons gaan richten. Daarbij baseren we ons op data, maar ook op gebeurtenissen die in de omgeving plaatsvinden. Cybersecurity is zo’n nieuw speerpunt. Onze systemen worden dagelijks tientallen keren aangevallen. Met bedrijven is dat net zo. Als de systemen van een bedrijf worden lamgelegd, kunnen ze worden gechanteerd maar de systemen kunnen ook worden overgenomen. We zijn nu bezig bedrijven aan te moedigen digitaal weerbaar te worden.”

Uit onderzoek dat recent in jullie opdracht is uitgevoerd bleek dat er op dat gebied nog wel wat te winnen valt bij BRZO-bedrijven.

“We wilden weten op welke zere plek de vinger moet worden gelegd. Uit het onderzoek bleek dat er gewoon nog te weinig aandacht voor cyberveiligheid is. Bedrijven vinden het ingewikkeld, wat het natuurlijk ook is. Dat geldt voor ons ook. Samen met onze partners Inspectie SZW en Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond zijn wij nu bezig om in kaart te krijgen waar de risico’s liggen en hoe we bedrijven kunnen helpen. Bedrijven hebben wat koudwatervrees op dat gebied. Maar ja, het zal toch moeten. Met dat rapport in de hand kunnen we gericht gaan controleren. Als wij iets aantreffen, kunnen we bedrijven adviseren daar aandacht aan te besteden.”

Jullie gebruiken drones voor de inspectie van tankterminals. Wat voor voordelen levert dit op? 

“Een drone kan bij een olietank dingen signaleren die een inspecteur live heel moeilijk kan zien. Een raffinaderij als van Shell bijvoorbeeld heeft een kilometers groot terrein. Stel dat je met zes inspecteurs komt, dan nog ben je dágen tussen de installaties bezig om alles te bekijken. Terwijl een drone er gewoon overheen kan vliegen. Drones zijn maar één voorbeeld hoe technologie het inspectievak kan verrijken. We hebben bijvoorbeeld ook FLIR-camera’s die warmtelekken waarnemen. Zulke dingen maken het makkelijker om risicosituaties al heel vroeg in de gaten te krijgen.”

Wat zijn de nadelen of beperkingen?

“Beperkingen worden soms opgelegd door de regelgeving, wat je wel en niet mag met een drone. Al is het ook goed dat er regels zijn. Een andere beperking is dat je moet leren vliegen met zo’n ding, zeker boven dit soort risicovolle terreinen. Mensen moeten worden opgeleid. Dat gaan we samen doen met de provincie en collega-omgevingsdiensten, om de kennis en expertise op dit vlak te bundelen.”

Over expertise gesproken, vorig jaar reikte je op Rotterdam Energy Port bedrijven de hand door ze met deskundigheid bij te staan, om zo de energietransitie te versnellen. Maken bedrijven hiervan gebruik?

“Bedrijven maken kenbaar dat ze ons waarderen als een volwassen en kundige gesprekspartner. Dat gaat natuurlijk ook over deze thema’s. Als ze iets willen ontwikkelen, kunnen wij ze een beetje links of rechts duwen of waarschuwen als ze een verkeerd pad in slaan. Dat samenspel helpt hen. Samen met de gemeente Rotterdam hebben wij een Circulair Loket geopend, voor alle ondernemers die vragen hebben op het gebied van duurzaamheid. Wij zorgen dat ze snel antwoord krijgen. Er wordt ontzettend veel gebruik van wordt gemaakt. Leuk voor ondernemers die zo sneller de weg kunnen vinden In het woud – want dat is het toch – van regels en vergunningen op het gebied van de circulaire economie.”

Worden regels en wetten met het oog op de energietransitie wel snel genoeg aangepast? Een bepaalde stof kan nu misschien nog niet in beeld zijn, maar morgen ineens een grondstof of brandstof zijn.

“Die vraag stel je helemaal terecht. Het antwoord is nee, want wetten lopen altijd achter. Soms duurt de totstandkoming van een wet wel jaren. Wij volgen in principe natuurlijk de regelgeving, maar we zijn wel aan het kijken waar wij in de in de grijze gebieden, aan de randen van de wetgeving, misschien wat dingen kunnen proberen. Dit zodat we daarmee naar het Rijk kunnen gaan en zeggen: er is weliswaar beleid op het gebied van de circulaire economie, maar bij dat bedrijf lopen we tegen regels aan waar afval niet als grondstof maar als afval wordt beschouwd. Het is immers in het landsbelang dat de kansen worden benut om afval als grondstof te gebruiken, alleen is de regelgeving nog niet zo ver. Tegen bedrijven zeggen we dat ze vast aan die ontwikkelingen kunnen werken. In dat soort gevallen creëren wij een uitzondering, zodat dit een voorbeeld wordt om de regelgeving aan te passen.”

Hindert het trage bijstellen van wetten en regels jullie niet? 

“Het is het systeem waar we nu eenmaal deel van uitmaken, al doet het ons soms ook knarsetanden.”

Rekenen bedrijven jullie erop af?

“De meeste bedrijven weten dat wel. We proberen dit soort zaken altijd in een goed contact met bedrijven te bespreken. Wij zijn erover in gesprek met het Rijk, de Omgevingsdiensten en de bevoegde gezagen. Ook de provincie loopt veel met ons op, want het gaat vaak om grote bedrijven die onder gezag van de provincie vallen. Ook zij zet dergelijke lobby’s op. Dit punt is bekend bij het Rijk. Ze doen echt hun best, maar kunnen niet altijd.”

Je bent ruim zes jaar directeur bij DCMR, jouw langste dienstverband tot nu toe. Wat vindt je het mooist aan de baan?

“Dat wij in dit tijdsgewricht een rol mogen spelen op het gebied van duurzaamheid. Als partner in de keten, ik wil onze inbreng niet opblazen, maar we kunnen we wat. Het beïnvloeden van regelgeving of het helpen van bedrijven om die omslag te maken, waarvoor we bijvoorbeeld het verkrijgen van vergunningen kunnen versnellen. Ik vind het fijn dat wij ertoe doen en dat onze inspanningen tot resultaat kunnen leiden. Die twee elementen vind ik belangrijk.” 

Wat zijn de belangrijkste stappen die je hebt gezet?

“Toen ik hier binnenkwam, vond ik dat we wel wat meer naar buiten konden treden. DCMR is een gedegen, vijftig jaar bestaande organisatie en een gezaghebbend instituut, maar dat blijf je niet als je niks doet. Daarom is besloten de organisatie te doorontwikkelen en zijn wij met datagedrevenheid aan de slag gegaan. Ik ben echt trots op wat wij allemaal doen. Mensen moeten het wel kunnen behappen en daarin mee kunnen. Wij hebben veel kennisdragers en techneuten in dienst. Sommigen gaan als een speer, maar anderen denken: ik doe dit al jaren zo, waarom moet ik in vredesnaam datagedreven gaan werken? Digitaliseren draait niet om technologie, maar vooral om mensen. Wij hebben fors ingezet op het meekrijgen van die mensen, niet alleen in datagedrevenheid maar ook op andere vlakken. Er is een blok persoonlijke ontwikkeling, waarbij we inzoomen op de functies die we nu nodig hebben om verder te komen. Deze tijd is écht anders. We zitten in zo’n omslag. Bewoners zijn ook niet meer hetzelfde als vijftig jaar geleden. Ze weten zelf ook hartstikke veel. Daar moet je dus op een andere manier mee omgaan. Zo zijn er veel verschillende elementen waarover we met onze werknemers bezig zijn, zodat zij zich happy blijven voelen in deze veranderende context.”

Wat is de grootste uitdaging voor de komende tijd?

“Voor wat betreft de organisatie wil ik deze ontwikkeling voortzetten, waarin we de echt belangrijke pijlers met elkaar hebben gemarkeerd. Als ik naar het hogere doel kijk, wil ik de komende tijd de energietransitie en de omslag naar duurzaam ondernemen in onze regio helpen vorm te geven. De tijd is rijp om dat nu bij de kop te pakken. Er is bijna niemand meer die het onzin vindt. Het Havenbedrijf Rotterdam gaat daarin voorop, waar ik heel blij mee ben. Ook blijven we focussen op de balans tussen bewoning en industrie. Daar blijven we onze handen vol aan hebben.”

Wat is het allerbelangrijkste wat ik niet heb gevraagd, maar wat je toch wilt meegeven?

“Het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving wordt om de twee jaar vanuit het ministerie geëvalueerd. Daar is nu veel over te doen. De Commissie Van Aartsen en de Rekenkamer hebben een rapport uitgebracht, waarin ze zeggen dat het stelsel niet sterk genoeg is. Er moet het nodige gebeuren. Wij vinden dat het Rijk ons daarbij moet helpen, want wij hebben niet de middelen om dit landelijk in ons eentje te doen. Dit is een belangrijk punt voor ons. Wij roepen het Rijk op om met ons samen te werken. Wij zijn de uitvoering en vaak het kind van de rekening. Dat wil je niet, en zeker niet in deze tijd. Dus help ons handen en voeten te geven aan de aanbevelingen die in het rapport staan.”

Wie is Rosita Thé? 

Rosita Thé studeerde rechten aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Op een bijna vier jaar durend dienstverband voor de gemeente Amsterdam na, is zij gedurende haar carrière in leidinggevende functies in het Rotterdamse actief. Thé werkte in verschillende functies voor de gemeente Rotterdam en is sinds 2015 directeur bij DCMR Milieudienst Rijnmond.

[/et_bloom_locked]

Nieuwsbrief

Wekelijks het laatste Rotterdamse industrienieuws direct in je inbox? Meld je dan nu aan en blijf zo op de hoogte!

Bedankt voor het aanmelden. Veel leesplezier!