- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
Ik ben de laatste tijd betrokken bij visievorming over hoe de Rotterdamse haven in het jaar 2100 functioneert. Visies die onder meer geïnitieerd zijn door het College van Rijkadviseurs en door de Eo Wijersprijsvraag – een prijsvraag met als thema ‘Waar wij willen wonen’ in de verre toekomst. De Rijn- en Maasmonding is daarbij één van vier deelnemende regio’s.
Tekst: Bart Kuipers
Zo’n 77 jaar in de toekomst kijken. Heeft dat zin? Als we die periode terugkijken was Nederland in 1946 net bevrijd van de Duitse bezetter en strekte de Rotterdamse haven zich westwaarts uit tot de Petroleumhaven nabij Pernis, met de raffinaderij van Shell reeds in embryonale vorm aanwezig. Niemand zal zich toen hebben kunnen voorstellen hoe het toenmalige havencomplex er 77 jaar later uit zou gaan zien. Met zeer grote olieraffinaderijen, een daaraan gelinkt chemiecluster, heel veel opslagtanks en natuurlijk een megacontainerhub. Diverse chemische producten die nu al vele jaren in de haven worden geproduceerd, zoals paraxyleen, waren in 1946 nog niet commercieel geïntroduceerd. En het duurde nog twee decennia voordat de eerste containerlijndienst in de Rotterdamse haven arriveerde.
Wat opvalt aan de toekomstvisie van het College van Rijksadviseurs is dat de langetermijntoekomst van de haven vooral is vormgegeven volgens de huidige trends: de haven staat in 2100 vol met waterstoffabrieken, circulaire activiteiten en door de huidige nadruk op afnemende globalisering is er veel minder behoefte aan containeroverslag en dus aan havenbekkens. Maar in de komende 77 jaar zal zich geheel nieuwe technologie aandienen die een radicale trendbreuk betekent in de haven, net zoals de container eerder. Denk bijvoorbeeld aan kernfusie. Dat is het moeilijke van 77 jaar vooruitkijken: het gaat om grote innovaties die na de huidige innovaties komen: het gaat om de opvolgers van waterstof. En natuurlijk zijn die huidige innovaties nog verre van zeker. Bijvoorbeeld het streven van zowel de EU als de Nederlandse overheid om in 2050 honderd procent circulair te zijn. Dat betekent dat er fors minder afval te recyclen is, want de meeste producten zijn ontworpen voor hergebruik en niet voor recycling. De circulaire economie ziet er in 2100 dus ook heel anders uit. De chemische industrie moet weer op zoek naar alternatieve grondstoffen. En denk aan het gegeven dat de Rotterdamse haven zich vooral voorbereidt op een rol als overslaglocatie voor waterstofdragers en niet primair als productielocatie. Dit was voor menigeen eveneens een eyeopener. De huidige investeringen in waterstoffabrieken zijn dan eerder een tussenfase. Wel is het feit dat Shell zijn nieuwe waterstoffabriek weer in het uiterste westen van de haven heeft gevestigd en niet op de Pernis-site symbolisch voor de toekomst. Kunnen we richting 2100 een Derde Maasvlakte ten westen van deze fabriek verwachten – wellicht een geheel gerobotiseerde Maasvlakte?
Bij het ontwerpen van Rotterdam als havenstad in 2100 is wel een aantal zaken met een grote mate van zekerheid te voorspellen: een gestegen zeespiegel, een ander gedrag van het riviersysteem en hogere temperaturen. Dat stelt andere eisen aan de waterwegen in de delta. In de week voordat ik deze column schreef, bleek in Italië hoe het klimaat kan huishouden. Investeringen die dit moeten voorkomen zijn zeer kostbaar en moeten uiterst zorgvuldig worden genomen. Want voor je het beseft is het 2100 en is er mogelijk niets meer te kiezen over waar we willen wonen en werken.