- Nieuws
-
Uitgelicht
-
Uitgelicht
- Recent
-
- Magazine
-
Uitgelicht
-
Uitgelicht
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Selecteer Pagina
Bijna twaalf jaar stond Ferdinand van den Oever aan het roer van haven- en industrieterrein Moerdijk, eerst als directeur van Havenschap Moerdijk en sinds 2017 voor Havenbedrijf Moerdijk. Volgende maand begint hij aan een nieuwe uitdaging als directeur van Leidingenstraat Nederland. In Europoort Kringen blikt hij terug én vooruit. “De natuurfilm Wild Port of Europe zie ik als een kroon op mijn werk.”
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Op 1 oktober begin je aan een nieuwe baan als directeur van Leidingenstraat Nederland (LSNed). Hoe zijn de laatste loodjes bij Port of Moerdijk?
“De afgelopen maanden leken wel een rollercoaster. Bij LSNed kwam enige tijd terug de functie van directeur vrij. Ik ben nu 57 en houd van uitdagingen. Daarom heb ik besloten om nog één keer een stevige klus aan te pakken.. De eerste maand wist niemand hier iets van, behalve mijn cfo, HRM-medewerker en secretaresse. Alles ging gewoon vol door, wat best raar was. Er worden afspraken gepland voor een periode waarvan je weet dat je er zelf niet meer bij bent, zoals de open dag die we op 8 oktober weer gaan houden. Nadat de werving voor mijn opvolger publiek werd, wist je dat er twee dingen zouden kunnen gebeuren. Óf mensen willen het met mijn opvolger regelen óf ze willen het graag even met mij regelen voordat ik weg ben. Ik ben blij dat bijna alle partijen het liefst met mij voor mijn vertrek tot een afspraak willen komen. Zo zit mijn agenda nog altijd erg vol. Verder ben ik onder de indruk van alle reacties die ik heb gekregen; in het bijzonder die van de inwoners Moerdijk.”
Je hebt bijna twaalf jaar hier gewerkt. Waarom heb je een groot deel van je werkzame leven hier besteed?
“Om precies te zijn ben ik bijna zes jaar directeur geweest van de gemeenschappelijke regeling Havenschap Moerdijk en nu ben ik bijna zes jaar directeur van het havenbedrijf. Ik ben hier in maart 2011 gestart. Toen wist bijna niemand dat dit een zeehaven was. Moerdijk was in geen enkel netwerk zichtbaar. Een van de belangrijkste opdrachten die ik kreeg was om de haven van Moerdijk als vierde zeehaven van Nederland beter te positioneren. Ik dacht die klus binnen een aantal jaar te klaren, maar om allerlei redenen is dat bijna twaalf jaar geworden. Toen ik kwam, zei ik tegen het bestuur – dat verder bestond uit een wethouder en een gedeputeerde – dat ik mij honderd dagen wilde verwonderen, waarna ik mijn ervaringen met hen zou delen. Toen dat zover was, zei ik tegen ze dat ik de mooiste baan had die maar denkbaar was. Want, zei ik, ieder besluit dat ik neem is een goed besluit. Dat moest ik uiteraard uitleggen. Bij de provincie Noord-Brabant hadden ze op dat moment niet de notie over een zeehaven te beschikken en bij de gemeente kwam het haven- en industrieterrein alleen aan bod als het om dividend ging. Nergens hadden ze vastgelegd waar dit gebied zich naartoe zou moeten ontwikkelen; niet eens dat er zwarte cijfers geschreven moesten worden. Dus elk besluit dat ik beleidsmatig zou maken was goed. Daarop vroegen de bestuursleden mij om een havenvisie te schrijven. Ik heb daarover nagedacht en kwam tot de conclusie dat het niet zoveel zin had als ik dat zou doen. Het schrijven van een visie heeft alleen zin als die gedragen wordt door alle stakeholders en vertaald wordt naar een uitvoeringsstrategie. Met drie partijen, de gemeente, provincie en het havenschap, zijn we in 2012 begonnen aan het opstellen van de Havenstrategie Moerdijk 2030. Na de brand bij Chemie-Pack was het vertrouwen van de omgeving in dit gebied tot een minimum gedaald. Voor mij was het daarom allereerst belangrijk dat wij een ‘license to operate’ hadden. Daarvoor is waardecreatie noodzakelijk, financieel én maatschappelijk. Daarnaast was het noodzakelijk dat wij dat op een veilige en duurzame manier doen. Onze strategie moest niet alleen gaan over de p van profit, maar ook over de p van people en de p van planet. Zo zijn we van start gegaan.”
We zitten nu op de helft tussen 2014 en 2030. Hoe staat het ervoor met de uitvoering van de strategie?
“In de havenstrategie hebben wij verzuimd om beleidsmatig geformuleerde doelen concreet en meetbaar te maken. We hebben wel vanaf dag één gezegd: als voor bijvoorbeeld de planet-kant verduurzaming van belang is, dan gaan we daar ook echt iets aan doen. En laten zien, zodat het niet een kwestie van greenwashing is. Maar pas later hebben we al onze doelstellingen in onze corporate strategy zodanig uitgewerkt dat doelen ook concreet werden, passend in de strategie. Ik ben er trots op dat Moerdijk op dit moment als enige industriegebied in Nederland BREEAM-gecertificeerd is. Dat een hele haven dit duurzaamheidscertificaat heeft, zegt iets over hoe wij omgaan met het beheer. Wij voeren bijvoorbeeld geen afval van het terrein af, maar hergebruiken alles. Verder vind ik het echt bijzonder dat we het grootste tijdelijke natuurgebied in een industriële omgeving in Nederland hebben gerealiseerd.”
Dat zijn nog te verhuren terreinen?
“Ja, wij wisten dat wij een deel van Industrial Park Moerdijk de komende vijf jaar niet nodig zouden hebben, en besloten om dat hele terrein van zeventien hectare af te schermen. Wij laten de natuur daar volledig haar gang gaan, zodat het vijf jaar de tijd heeft om tot wasdom te komen. Als we daarna conform onze vrijstelling er met een bulldozer overheen gaan, dan weten we dat er voor de natuur voldoende tijd is geweest om sterker te worden. Dieren hebben de natuurlijke neiging om uit te wijken als er in hun woonomgeving iets gebeurt. In de tussentijd hebben wij een groene randzone om het hele industriegebied aangelegd en uitwijkmogelijkheden gecreëerd, waaronder ook nieuwe verblijven, zoals vleermuiskasten. Dit is de inspiratie geweest voor het productiehuis Veldkijker om de bioscoopfilm Wild Port of Europe te maken over de flora en fauna in een havengebied. Er is twee jaar lang gefilmd in Moerdijk, aangevuld met Rotterdam, om te laten zien hoe natuur en industrie samengaan. Ik ga de première in oktober helaas net niet meemaken, maar heb een eerste versie van de film al wel gezien. Het is een prachtfilm. Ik zie het als een kroon op mijn werk. Er zit geen oordeel in, geen goed of fout. Je ziet bijvoorbeeld dat niet de industrie, maar de mens het grootste gevaar voor dieren vormt en toont daarmee impliciet hoe je een rol kan pakken om economische groei te laten samengaan met ecologische groei”
Hoe zijn jullie met de p van people omgegaan?
“Voor goed nabuurschap is een goede, transparante communicatie met je omgeving van belang. Dat gaat twee kanten op. Je kunt de omgeving goed informeren, maar ook mee laten denken of zelfs mee laten beslissen over bepaalde ontwikkelingen.”
Heeft dat wat opgeleverd?
“Gigantisch veel. In de gemeente Moerdijk met haar vijf dorpskernen staan wij nu te boek als een betrouwbare partner. Wij zeggen wat wij doen en doen wat wij zeggen. Vroeger was er veel verzet tegen de ontwikkeling van het nieuwe Logistiek Park Moerdijk. Maar inmiddels is dat omarmd, niet alleen omdat er door die ontwikkeling gelden vrijkwamen voor de gemeente om in leefbaarheid te kunnen investeren, maar vooral vanwege de manier waarop wij ze mee laten denken. We hebben een goed functionerende Omgevingstafel, waarin het bedrijfsleven, de dorpskernen en ZLTO [ZLTO is een organisatie voor boeren en tuinders in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Gelderland, red.] elkaar ontmoeten. De onafhankelijke voorzitter agendeert onderwerpen die bij de bewoners leven. Ik denk dat wij een goede dialoog hebben, waarbij wij steeds kijken naar wat wij kunnen teruggeven. want natuurlijk geeft zo’n groot havenindustrieel complex overlast. Je kunt dat nooit wegnemen, maar je kunt wel proberen dit te minimaliseren. Je kunt goed luisteren waar de irritatie zit en eerlijk zijn over wat je kunt doen om dat te verminderen.”
En de derde p, van profit?
“Toen we met de havenstrategie bezig waren, hebben we daarover goed nagedacht. Waar ontwikkelt onze haven zich het beste naartoe, waarin zijn wij complementair aan anderen en waarin kunnen wij concurrerend zijn? In 2011 hadden wij behoorlijk wat zeevaart, met zelfs een recordoverslag van 21 miljoen ton. Wij hadden toen ook veel binnenvaartschepen, maar die leveren financieel veel minder op. Mijn stelling was: schepen zijn groot, worden groter en we gaan naar grootst. Voor Moerdijk, de meest in land gelegen zeehaven, betekent dit dat wij op termijn minder zeeschepen zouden kunnen ontvangen. We hebben immers zowel diepte- als hoogtebeperkingen, dus inzetten op groter wordende zeevaart had geen zin. Voor kustvaart zagen we wel mogelijkheden. Uniek is dat wij een congestievrije haven zijn. Dat is heel aantrekkelijk voor het shortsea-segment, dat net als een trein volgens een dienstregeling vaart. Als ze aankomen op locatie A moeten schepen er zeker van zijn dat ze kunnen laden en lossen omdat ze op tijd weer bij de volgende haven moeten zijn. Ik heb daarover veel met Gerard de Groot [algemeen directeur van A2B-online, red.] van gedachten gewisseld. Hij zei Moerdijk altijd als een shortsea-haven te zien. Daarvoor heb je feeders nodig, maar je kunt er ook treinen voor gebruiken. Zo is A2B-online ontstaan, inmiddels de grootste shortsea liner in Nederland op Engeland. Toen we in 2014 begonnen, wisten we dat er wat aan het spoor moest worden gedaan. We hadden bijna geen spoorvervoer. Het gras groeide letterlijk tussen de bielzen door. We hebben overal aangeklopt en uitgelegd dat wij voor onze strategie uitbreiding van de spoorcapaciteit nodig hadden, maar kregen nul op het rekest. Daarop hebben Gerard en ik besloten het gewoon te laten zien. We zijn een eerste shuttle-trein op Milaan gestart. Vanaf 2014 zijn we gaan rijden en twee jaar later hadden wij al een overbelastingverklaring op het emplacement. Jarenlang hebben we een groei van ruim zestig procent van het spoorgoederenvervoer op Moerdijk laten zien. Dankzij dit succes stelde het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat middelen beschikbaar om het emplacement te verruimen. Mede met Europese hulp hebben wij de terminal bij CCT kunnen uitbreiden. Ook is het spoor naar 740 meter verlengd. Nu denkt ProRail actief met ons mee over capaciteitsanalyses naar de toekomst toe. Nog deze maand [dit interview vond in augustus plaats, red.] gaan we een nieuwe verbinding op Ierland ondertekenen. We zijn erg succesvol voor wat betreft shortsea en rail, waar ik erg trots op ben. De collega’s in Amsterdam en Rotterdam zullen er zeker met enige jaloezie naar kijken.”
Wat is jullie tweede strategie binnen de ‘p’ van profit?
“We ontvangen in Moerdijk jaarlijks 15.000 binnenvaartschepen, waar we veel werk aan hebben, maar relatief weinig aan verdienen. Hiermee helpen wij eigenlijk de havens van Antwerpen en Rotterdam te ontlasten. Dan zijn de containers daar de havens uit, waar het barst van de congestie. Maar wij ontvangen daar geen bonus voor of zoiets. Wij bedachten dat je de handeling van het lossen van de containers in Moerdijk alleen terugverdient als je er waarde aan toevoegt. Dat was interessant, ook omdat je daarmee werkgelegenheid creëert. Maar we moesten er wel specifieker in worden. We moesten partijen aantrekken die zich focussen op Europese distributie en Moerdijk daarin als een knooppunt zien. Een van de eerste bedrijven die zich achter onze strategie schaarde, was Stolt. Het heeft Moerdijk tot centrale hub voor zijn tankcontainers gemaakt. Ook grote verladers hebben dat gedaan, waaronder Lidl International, dat hier met honderdduizenden vierkante meters is vertegenwoordigd. Het mooie is dat zulke partijen vaak zulke grote ladingpakketten hebben dat treinen ermee al bijna kunnen rijden en een shortsea-schip al bijna kan varen. Ik denk dat we ook qua Europese toegevoegde waarde logistiek heel succesvol zijn.”
Kun je iets vertellen over de strategie voor het chemisch cluster in Moerdijk?
“Het is een mooi fijnchemisch cluster. Het is van onschatbare waarde, alleen wel nog veelal gebaseerd op fossiele brandstoffen. We zetten in op de versterking van dat chemisch cluster en circulaire chemie, wat de derde pijler onder de profit-agenda is. Daarnaast hebben wij een groot re- en upcycle-cluster, wat je vroeger afvalverwerking zou noemen. Daar zitten de grondstoffen van de toekomst. In de loop van de jaren zijn we onder meer aan industrietafels gaan kijken wat de mogelijkheden tot verduurzaming zijn. In 2009 kochten wij 140 hectare terug van Shell, wat het huidige Industrial Park Moerdijk is. Wij hebben toen besloten om uitsluitend gronden uit te geven aan partijen die bijdragen aan een versterking én verduurzaming van het chemische cluster. Een aantal jaar geleden zijn wij begonnen met een pyrolyse-proeftuin. Wij nodigden allerlei partijen en start-ups uit om met pyrolysetechnieken te komen experimenteren. Zo sprong Moerdijk in de picture voor het pyrolyseren van bijvoorbeeld plastics. Het mooie daarvan is dat je pyrolyseolie kunt terugwinnen, waarmee je vervolgens weer de kraker van Shell voedt. Zo werk je aan een volledige grondstoffentransitie. Er zijn veel partijen die op Moerdijk willen pyrolyseren. We zijn meer en meer aan het kijken hoe wij het re- en upcycle-cluster en het chemisch cluster aan elkaar kunnen verbinden. Daartoe hebben we de eerste stappen gezet. In de Cluster Energie Strategie (CES) Rotterdam Moerdijk hebben we een mooie positie voor Moerdijk gekregen, waarbij wij aan de ene kant inzetten op de energietransitie en aan de andere kant op de grondstoffentransitie. Willen wij de klimaatdoelen halen, dan redden we dat niet met alleen een energietransitie. Het zal ook voor een groot deel uit de grondstoffentransitie moeten komen. Met Shell, maar ook met meer partijen, zijn we best ver met de invulling daarvan. Het Rijk ziet dat ook. Voor TenneT is inmiddels een startnotitie vastgesteld voor de realisatie van een 380 Kv-station op Moerdijk. Met het Rijk en de provincie zijn wij aan het kijken hoe wij processen kunnen versnellen. Ik vind dat het allemaal te lang duurt als je gewoon op een traditionele manier te werk gaat. We zullen disruptieve andere keuzes moeten maken.”
Wat bedoel je daarmee?
“Als er bijvoorbeeld uitbreiding van het elektriciteitsnet nodig is, doet TenneT eerst een studie. Die moet dan worden aangetoond, er komt een startnotitie en die wordt opgewerkt naar een investeringsbesluit. Als dat is genomen gaan we kijken naar een tracé en start het vergunningsverleningtraject. Het zou veel beter zijn om dat allemaal parallel te laten lopen. Wij staan nu aan de vooravond van de koop van een terrein waarvan wij al weten dat bestemmingsplantechnisch past dat het voor energiedoeleinden wordt gebruikt. Er is geen aanpassing van het bestemmingsplan nodig. We zijn straks eigenaar van de gronden, het investeringsbesluit is al door TenneT genomen en met de provincie zijn wij aan het kijken hoe wij dat vergunningsverleningtraject al neer kunnen zetten. Normaal zou zo’n traject tot 2032 lopen, maar door het anders te benaderen weten wij al zeker dat we voor 2028 klaar zijn.”
Is er iets waarvan je het jammer vindt dat niet is gelukt of taaier bleek dan je op voorhand had gedacht?
“Ik vind het ingewikkeld en lastig dat we steeds minder leiderschap kennen in Nederland. Dat zie je nu ook rond de stikstofdiscussie waar wij al vanaf 2016 mee te maken hebben. Door het gebrek aan doorzettingsvermogen en versplintering in het politieke landschap versnellen we niet, maar houden we elkaar juist gevangen. Bij de uitgifte van het Industrial Park Moerdijk lopen wij op tegen de grenzen van de mogelijkheden in het kader van de milieuwetgeving. De besluitvormingstrajecten van overheden zijn nog steeds zo lang dat bedrijven afhaken. Mooie partijen zijn omwille van de vergunningverlening naar het buitenland vertrokken. Ook jammer is dat we in Nederland veelal reageren op de actualiteiten en daarmee te laat zijn. Op het moment dat ons remplacement overbelast raakte, is men pas gaan nadenken over de oplossingen en moesten wij wachten. Dat terwijl wij door moeten. Toen het remplacement vergroot was, waren wij jaren verder en waren er allerlei bypasses gedaan. Op het moment dat die uitbreiding klaar is, weet je dat die alweer te klein is. Door alle processen die we in Nederland gebruiken zijn we vaak niet meer in staat om vooruit te denken of vooruit te investeren. Dat leidt tot een enorme rem op groei, ontwikkeling en vooruitgang.”
Mijn slotvraag: waar kijk je het meest naar uit in je nieuwe functie?
“Om eerst af te sluiten: het havenbedrijf komt in een nieuwe fase. De komende periode moet er een focus zijn op uitvoering, koersvastheid en structureel beheer. Daarvoor is een ander type nodig dan ik. LSNed is op dit moment de beheerder van een buisleidingenstraat met kunstwerken van tachtig kilometer tussen Rotterdam en Antwerpen. We weten dat buisleidingentransport cruciaal is in de energie- en grondstoffentransitie. Er zijn al grote besluiten genomen, zoals de aanleg van de Delta Corridor. Die bestaat uit vijf nieuwe leidingen die via Rotterdam, Moerdijk en Chemelot naar Duitsland gaan. Private en overheidspartijen doen daar nu studies naar, maar wat niemand zich realiseert is dat wij binnen vijf jaar een congestie in de ondergrond hebben als je dit aan het particulier initiatief overlaat. Dat geldt voor vele tracés. In de Structuurvisie Buisleidingen uit 2012 geeft het Rijk alleen aan waar buisleidingen kunnen liggen, maar verder laat zij het over aan de markt. LSNed is een club die op dit moment de straat tussen Rotterdam en Antwerpen beheert in een publiekprivate samenstelling, tussen overheden en buisleidingeigenaren. Dat werkt prima. Dat model zullen we moeten uitrollen naar heel Nederland om te voorkomen dat de ondergrond vol raakt. LSNed heeft uitgesproken dat zij zich ziet als dé infrastructuurbeheerder van de ondergrond. Dat is een enorme uitdaging. De Nederlandse regering zal, net als voor andere modaliteiten, een beleidskader moeten formuleren. Dat is al een klus. Tegelijkertijd moeten wij kijken of LSNed op het gebied van organisatie kan worden omgevormd, zodat het die rol op zich kan nemen. Dan krijg je een beetje hetzelfde als wat hier is gebeurd is en waar ik heel trots op ben. Wij zijn van een gemeenschappelijke regeling naar een NV gegaan. Wij hebben de verzelfstandiging gehad met één raadsvergadering en één provinciale statenvergadering omdat wij duidelijk hebben kunnen maken dat de verandering van die rechtspersoon noodzakelijk is voor de verdere verzakelijking van dit bedrijf. Je moet depolitiseren, maar het bedrijf wel zodanig neerzetten zodat het publieke belang volledig is geborgd. Zo eindigen we een beetje waar ik al eerder nadruk op wilde leggen: waardecreatie gaat niet over geld verdienen, maar over waarde creëren voor de omgeving. Die begint bij onze buren en die eindigt bij wat je de BV Nederland zou kunnen noemen.”
Voordat Ferdinand van den Oever in 2003 wethouder werd bij de gemeente Dordrecht, was hij zelfstandig ondernemer met een aantal horecazaken. In Dordrecht was hij ruim acht jaar wethouder, met onder meer de haven in portefeuille. In 2011 trad hij bij de gemeenschappelijke Havenschap Moerdijk – dat later het Havenbedrijf Moerdijk werd – in dienst als directeur. Per 1 oktober a.s. begint hij aan een nieuwe functie van directeur bij Leidingenstraat Nederland.
[/et_bloom_locked]