- Nieuws
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Magazine
-
Featured
-
Featured
- Recent
-
- Kiosk
- Columns
- Bedrijveninfo
- Adverteren
Select Page
Groningen Seaports staat bijna vijf jaar onder leiding van Cas König. In Europoort Kringen spreekt hij niet alleen over de voorbije jaren, maar ook over de komst van twee drijvende LNG-terminals, hij vraagt helderheid van de overheid en openbaart zijn grootste uitdagingen. “We moeten voorkomen dat we beloftevolle initiatieven de kop indrukken.”
[ihc-hide-content ihc_mb_type=”show” ihc_mb_who=”2,4″ ihc_mb_template=”3″ ]
Foto: André Weima
In september is het vijf jaar geleden dat je startte als directeur bij Groningen Seaports. Je noemde het destijds een ultieme droombaan. Is dat uitgekomen?
“Ik vind het ontzettend leuk. Het is nog mooier dan ik had gedacht en misschien ook nog wel spannender. Dat heeft natuurlijk ook te maken met alle ontwikkelingen die op dit moment in onze havens plaatsvinden.”
Wat is je mee- en wat is je tegengevallen?
“Groningen Seaports heeft groene ambities. Het is mij enorm meegevallen dat alle bedrijven in onze regio ook allemaal individueel hun doelstellingen hebben en projecten ontwikkelen. We hoeven daarover echt geen discussies te voeren. Tja, wat is mij tegengevallen… Wij opereren in een best ingewikkelde structuur. Daardoor kun je soms niet zo slagvaardig zijn als je zou willen. Als gevolg van de publieke opinie zijn de uitdagingen ten aanzien van groene energie en datacenters natuurlijk fors toegenomen. Dat vergt meer aandacht dan ik van tevoren had gedacht.”
Hoe zijn de havens de coronacrisis doorgekomen?
“Een aantal bedrijven heeft daar echt last van gehad. In zijn totaliteit is dat goed gegaan, los van problemen die zich tijdens stops voordeden. Middenin de coronacrisis waren bijvoorbeeld ruim duizend man aan het werk voor de bouw van de tweede fase van het datacenter. Dat vormde wel een uitdaging. De belangstelling voor onze industrieterreinen is in coronatijd enorm toegenomen, al geloof ik niet dat dat zoveel met elkaar te maken heeft. In twee jaar tijd zijn we van twintig naar vijftig leads gegaan. Dat verbaasde mij wel. We hadden sowieso niet verwacht dat de coronacrisis twee jaar zou duren en dachten dat bedrijven juist op de rem zouden trappen. In werkelijkheid kregen wij het alleen maar drukker.”
Hoe verklaar je dat?
“Enerzijds is dat het gevolg van onze groene ambities. Dat groene ecosysteem spreekt een flink aantal bedrijven aan, die zich daarom bij ons willen vestigen. Anderzijds zijn er bedrijven die behoefte hebben aan grootschalige ruimte. Elders kunnen zij die moeilijk vinden en daarom komen ze naar ons toe. Hier hebben zij ook de ruimte om nog wat bij te bouwen.”
Wat voor gevolgen heeft de oorlog in Oekraïne voor de activiteiten in de havens?
“In het begin gingen bedrijven hun voorraden aanvullen. De kolencentrale van RWE heeft bijvoorbeeld haar voorraden maximaal opgebouwd. Daarnaast is de LNG-aanlanding die in de Eemshaven gaat plaatsvinden, een rechtstreeks gevolg van de oorlog. Er komen twee schepen die in staat zijn om LNG om te zetten naar gewoon gas. Straks komen grote schepen de LNG aanvoeren en dan gaat het rechtstreeks bij ons het gassysteem in. Er kan jaarlijks 8 miljard kubieke meter aardgas worden verwerkt.”
Normaal gesproken verhuur je terrein en betalen schepen zeehavengeld. Hoe doen jullie dit straks met deze drijvende LNG-terminals?
“Die twee schepen komen vijf jaar aan de kade te liggen. Gedurende die tijd zal een LNG-terminal worden gebouwd, die ook voor waterstof zal worden klaargemaakt. Dit zodat je ook waterstof via die terminal kunt importeren. Dat is een prachtige ontwikkeling. Begin 2009 hebben we het gehad over de bouw van een LNG-terminal hier. Toen hebben we daar vanaf gezien omdat er er in de buurt al gebouwd zou worden en in Rotterdam kwam de Gate terminal. Nu popt de LNG-terminal toch weer op. We denken dat het een mooie start is van de waterstofterminal. Dat betekent dat we meer grote tankschepen gaan ontvangen. Dat is voor ons een uitdaging, want nu is het geen komen en gaan van dat soort schepen in de Eemshaven. We zijn ons daar nu op aan het voorbereiden en hebben goede hoop dat dat goed zal gaan.”
NortH2 onderzoekt de productie, opslag en transport van groene waterstof in het noorden. Groningen Seaports is hiervan partner. Gaan jullie daarmee de concurrentie aan met Rotterdam, dat de waterstof-hub van Europa wil worden?
“Net als in Rotterdam zullen wij hier waterstof gaan produceren en importeren. Het is heel goed dat het systeem van twee kanten wordt gevoed. Je moet immers de zekerheid hebben dat er altijd waterstof beschikbaar is.”
Ook bij jullie bestaan plannen om grote electolysers te bouwen?
“Ja, dat klopt. Ik hoop dat er deze zomer duidelijkheid komt over wat Nederland nou met waterstof wil. Volgens mij liggen er hier wel een stuk of vijf, zes grootschalige plannen klaar om mee aan de slag te gaan. Het gaat heel hard. RWE heeft bijvoorbeeld al een vergunning, maar begint nog niet omdat ze van de Nederlandse overheid geen helderheid krijgen.”
Wat voor duidelijkheid is er precies nodig?
“In het begin, bij de eerste hoeveelheden, moet er natuurlijk gewoon geld bij. Er moet helderheid komen over welke vorm van ondersteuning bedrijven krijgen voordat zij een FID [final investment decision, red.] kunnen nemen.”
Minister Rob Jetten van Klimaat en Energie was dit voorjaar in de noordelijke havens op bezoek. Heb je het idee dat hij een luisterend oor heeft voor jullie wensen?
“Ik heb een goede indruk van de minister en zijn ambities, die volgens mij naadloos passen bij wat wij hier van plan zijn. Voor ons is heel belangrijk – en dat blijven we roepen – dat we heel veel groene stroom nodig hebben voor de productie van groene waterstof. We willen het liefst zo snel mogelijk grootschalig opereren, om de kosten van waterstof naar beneden te krijgen. Dat blijft nog wel een uitdaging. We praten nu over 4,7 gigawatt aan windstroom die in 2031 aan land komt als het loopt zoals we nu voorzien. Dat is best laat, want onze ambities willen we eigenlijk in 2030 realiseren.”
Vorige maand werd bekend dat RWE de Magnum-energiecentrale in de Eemshaven overneemt van Vattenfall. Verandert er daarmee iets voor jullie, nu twee energiecentrales in de haven eigendom zijn van één partij?
“Voor ons verandert er niet veel. De Magnum-centrale stond al een tijdje in de verkoop. Het is een mooie ontwikkeling. Die twee locaties liggen pal tegen elkaar aan. RWE gaat daar vast wel wat synergie uit halen. De ene centrale draait op kolen en biomassa en de andere op aardgas. RWE heeft behoorlijke waterstofambities en in de Magnum-centrale kun je al deels op op waterstof draaien. Vattenfall had de nodige plannen, maar is daar even mee gestopt sinds de centrale te koop staat. Dat begrijp ik ook wel. De verkoop maakt nieuwe ontwikkelingen bij Vattenfall mogelijk.”
Welke rol zie je voor de haven van Delfzijl en de Eemshaven in de energietransitie weggelegd?
“In Delfzijl wordt sterk ingezet op biobased chemie en de circulaire industrie. De Eemshaven richt zich vooral op energie, waterstof en de offshore windindustrie. Er zijn al achttien offshore windprojecten vanuit de Eemshaven gebouwd. Dat wordt alleen maar meer, gezien de in Esbjerg door de regeringsleiders van Duitsland, Denemarken, België en Nederland en Ursula von der Leyen uitgesproken ambities om op de Noordzee te komen tot de productie van 65 gigawatt windenergie in 2030 en 150 gigawatt in 2050. Daarmee wordt de Noordzee de groene powerplant van Europa. Daarnaast zijn we enorm bezig met circulariteit.”
Wat zie je als belangrijkste uitdaging?
“Die is er op twee vlakken. Enerzijds is dat het arbeidspotentieel, waar we veel aandacht aan moeten blijven besteden. Als havenbedrijf doen we dat ook. Denk aan het uitnodigen van studenten om stage bij de bedrijven te lopen, afstudeeropdrachten en het geven van colleges. Het is zaak ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen in aanraking komen met die prachtige industrie.”
Is deze uitdaging voor jullie extra groot, in een dunbevolkt gebied als Noord-Groningen?
“Ik geloof dat de uitdagingen wel zo’n beetje vergelijkbaar zijn, misschien is die hier wel kleiner dan in Rotterdam. In de basis is het hier dun bevolkt, daar heb je een terecht punt. Aan de andere kant was de werkloosheid hier ook wat groter en je moet niet vergeten dat er 20.000 banen verloren gaan in de olie- en gasindustrie. Die mensen wonen en werken over het algemeen in deze omgeving. Je ziet mensen die eerder in de olie- en gasindustrie hebben gewerkt, nu bij andere bedrijven aan de slag gaan. Bij ons eigen bedrijf is dat net zo. Gisteren zijn er weer twee nieuwe medewerkers begonnen die afkomstig zijn uit de olie- en gasindustrie. Dat neemt niet weg dat er te weinig aanbod is, zeker voor de serviceverlenende bedrijven.”
Waarin zie je een tweede belangrijke uitdaging?
“Anderzijds zie ik een forse uitdaging bij al die circulaire initiatieven. Dat zijn over het algemeen komt nieuwe productieprocessen waarvoor vergunningen moeten worden afgegeven. Je ziet dat dat leidt tot onzekerheid bij vergunningverleners. Dat is begrijpelijk, maar we moeten er gezamenlijk voor zorgen dat die bedrijven wel vergund gaan worden, dat ze wel de mogelijkheid krijgen om dingen uit te proberen. Het is met name ingewikkeld omdat bedrijven nog niet alles zeker weten. Een bedrijf dat een nieuwe technologie toepast, gaat in zijn aanvraag redelijk hoog zitten voor wat betreft de emissies. Het verwacht niet echt zulke hoeveelheden uit te stoten, maar wil voorkomen dat het later over zijn grenswaarden heen gaat en zo in de problemen zou komen. Ik denk dat we daar wat pragmatischer mee zouden moeten omgaan. Je zou bedrijven de mogelijkheid moeten geven om zichzelf eerst in te regelen. We moeten voorkomen dat we dit soort beloftevolle initiatieven de kop indrukken door daar zulke strakke eisen voor te stellen. Geef ze de ruimte om zich te ontwikkelen, nog los van stikstof, want daar liggen ook de nodige uitdagingen.”
Hebben jullie concrete schade opgelopen doordat de stikstofruimte het niet toeliet dat nieuwe bedrijven zich zouden vestigen?
“Ja, Van Merksteijn is daar een goed voorbeeld van. Het had de heipalen al besteld voor de bouw van haar staalfabriek in de Eemshaven maar moest daarna aan de noodrem trekken. Er zijn nu weer vergevorderde plannen, dus wellicht komt het goed, maar het heeft wel een hoop vertraging opgeleverd.”
Jouw voorganger oefende deze functie zeventien jaar uit. Zie je dat jezelf ook doen?
“Haha, dat zou nu nog twaalf jaar zijn. Laat ik het zo zeggen: ik beleef er ontzettend veel plezier aan en zou het graag nog een tijdje willen volhouden.”
Wat zie je als allerbelangrijkste wat je gerealiseerd wilt hebben?
“Toen ik hier kwam, was dit nog echt een krimpregio. Nu stabiliseert zich dat. Ik ben ervan overtuigd dat we dit over een aantal jaar nog meer als een heel mooie regio zullen zien. Dat is ook waarvoor Groningen Seaports in het leven is geroepen: zorgen voor stabiliteit en voldoende werkgelegenheid onder verduurzaamde condities. Volgens mij zijn we daar mooi voor op weg.”
Cas König studeerde milieukunde aan het Van Hall Instituut in Groningen en volgde daarna nog een studie bedrijfskunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Van 2009 tot 2015 was hij ceo bij ESD-SIC in Delfzijl, waarna hij twee jaar managing director was bij Klesch Aluminium Delfzijl. Sinds september 2017 is hij ceo bij Groningen Seaports. König werd in 2013 verkozen tot Plant Manager of the Year.
[/et_bloom_locked]